page contents
Dutchhelmets.nl
KCT

Op deze pagina zijn verschillende helmen, baretten, mutsen, petten, emblemen, coin's en allerlei andere zaken tentoongesteld. Alle hieronder getoonde artikelen zijn origineel, tenzij er twijfels zijn en deze als onderschrift zijn toegevoegd. Alle informatie om te kunnen vaststellen of artikelen origineel zijn of niet wordt erg gewardeerd. Mocht u twijfels hebben bij originaliteit, dan vermeen ik dit graag met de reden waarom. Ook aanvullende informatie zoals productie aantallen, producent, productie jaartallen, wanneer gedragen e.d. wordt erg gewardeerd.


Mocht u stukken hebben die de Dutchhelmets collectie aanvullen en deze van de hand willen doen, of aanvullende informatie hebben, neem dan graag contact op via het Contact pagina.


Emblemen waarvan ik zeker weet dat deze commercieel aanmaak of reproductie zijn, worden geplaatst op de pagina Commerciële aanmaak / Reproductie.


Mocht u meer willen zien en weten over het Korps Commandotroepen, dan is een bezoek aan de Historische Collectie Korps Commandotroepen meer dan waard. Alleen op afspraak te bezoeken!


Vwb de nummering van de korpsonderscheidingstekenen, hanteert dutchhelmets de nummering zoals vermeld in het boekwerk 'Naambandjes Nederland' van Samenwerkende Militariaverzamelaars (SMV) uit 1982.

Let op, niet alle schoudertitels zijn vermeld in het boekwerk, zeker de recent weer ingevoerde korpsonderscheidingstekenen.


Alle informatie op deze pagina is afkomstig van openbare bronnen.


Korps Commandotroepen (KCT)


Korps Commandotroepen, 1950-1964


In maart 1950 waren 300 geselecteerde dienstplichtigen begonnen aan de eerste ‘officiële’ commando-opleiding op Nederlandse bodem. Van deze eerste rekruten slaagden er 127 voor de zware opleiding en kregen zij op 2 juni 1950 op de markt in Roosendaal de felbegeerde groene baret uitgereikt.

 

Na een lange Haagse discussie was de legerleiding eindelijk overtuigd van het nut van een aparte eenheid, die gevaarlijke en zware opdrachten zou kunnen uitvoeren. Zodoende werd op 1 juli 1950 de Stormschool omgevormd tot het Korps Commandotroepen (KCT) en groeide het uit tot een organisatie met drie parate compagnieën, een wisselend aantal mobilisabele compagnieën, een instructiecompagnie en een verzorgingscompagnie.

 

De parate commandocompagnieën, elk bestaande uit ongeveer 115 man, konden ten tijde van crisis of oorlog voor uiteenlopende speciale opdrachten worden ingezet. De mobilisabele commandocompagnieën hadden in oorlogstijd o.a. tot taak zogeheten vitale objecten zoals vliegvelden, bruggen en havens te beveiligen of te heroveren.

 

In de periode 1950-1964 voerden de commando’s een aantal zogeheten “bijzondere opdrachten” uit, die buiten de gebruikelijke taakstellingen vielen. Zo werden in de jaren ’51 tot ’53 de vrijwilligers ten behoeve van het Nederlandse Detachement Verenigde Naties (NDVN) onderworpen aan een zesweeks zware gevechtstraining. De bijdrage van het KCT aan de Korea-oorlog bleef niet beperkt tot opleiden alleen. Onder de NDVN vrijwilligers bevonden zich ex-para’s en ex-commando’s van het RST en een kleine veertig beroepsmilitairen.

 

Een andere missie van de groene baretten speelde zich af in september 1952 toen 103 Commando Compagnie werd uitgezonden naar Suriname. De “Suriname-compagnie” keerde, na overdracht van de taken aan de nieuw opgerichte Troepenmacht in Suriname (TRIS), in maart 1953 terug naar Nederland.

 

Tijdens de Watersnood van 1953 werd nagenoeg het gehele Korps ingezet bij redding activiteiten. Gedurende twee weken waren de commando’s dag en nacht met boten, vlotten en pontons in touw om zoveel mogelijk mensen van de verdrinkingsdood te redden. In de omgeving van Fijnaart leverden de groene baretten een loodzwaar gevecht om een dijkdoorbraak te voorkomen. Hierbij kwam commando J.E. Willemsen, die door de kolkende watermassa werd meegesleurd, op 1 februari om het leven.

Van januari 1959 tot september 1960 versterkte een detachement van ruim vijftig commando’s de troepenmacht in Nieuw-Guinea. Als taak kregen zij o.a. het beveiligen van het eiland Biak, waar de belangrijkste marine- en luchtvaartbasis was gelegen, en diverse speciale opdrachten waaronder het onderscheppen van vijandelijke infiltraties. Korte tijd later, in het najaar van 1961, begon een uitzending dichterbij huis, namelijk naar de Bondsrepubliek Duitsland. Als gevolg van de bouw van de Berlijnse Muur in augustus van dat jaar was de spanning tussen de NAVO en het Warschaupact het kookpunt genaderd. De Nederlandse commando compagnieën werden bij toerbeurt op de legerplaats Hohne gestationeerd. In oktober 1963 kwam ook hier een einde aan.

 

In 1964 presenteerde de Staatssecretaris van Defensie een groot pakket bezuinigingsmaatregelen. Eenheden die in het nieuwe verdedigingsconcept, met een hoofdrol voor gemechaniseerde eenheden, niet direct nodig waren moesten verdwijnen. Door “Operatie Chirurg”, zoals deze bezuinigingsronde heette, werd het Korps gereorganiseerd en kreeg een ander gezicht. De drie parate compagnieën maakten plaats voor een nieuwe parate compagnie, de 104 Waarnemings- en Verkenningscompagnie. De gevechtscommando werd superverkenner en het Korps kreeg daarnaast een opleidingstaak voor alle infanterie eenheden van het Eerste Legerkorps.


Korps Commandotroepen, 1964-1990

 

De mannen van 104 Waarnemings- en Verkenningscompagnie zouden in oorlogstijd de ogen en oren zijn van het Eerste Legerkorps, dat op de Noord-Duitse laagvlakte een vak in de NAVO-verdedigingslinie moest verdedigen. Het was de taak van de commando’s om van achter de vijandelijke linies zoveel mogelijk gegevens over de vijand te verzamelen, met het zwaartepunt op het waarnemen van de eventuele opmars- en aanvoerroutes.

 

Door de jaren heen namen vele commandoploegen deel aan internationale oefeningen, zoals “Schinderhannes” (BRD), Eugenie (FR), Pegasus (BE), Tristar (UK), Viking (DK) en de eigen Nederlandse oefening Low Lands. Daarbij bleek dat de grotendeels dienstplichtige commandoploegen zich uitstekend konden meten met de veelal uit beroepsmilitairen bestaande buitenlandse ploegen.

 

104 Waarnemings- en Verkenningscompagnie groeide van 18 parate ploegen van 3 man naar 27 ploegen van 4 man. Naast die 27 parate ploegen kon het Eerste Legerkorps in oorlogstijd ook beschikken over 9 mobilisabele ploegen. De waarnemer-verkenner-para was gespecialiseerd in het maken en onderhouden van verbindingen, het herkennen en benoemen van vijandelijke materieel en bovenal in alle aspecten die een verblijf in vijandelijk gebied met zich mee brengt. Tijdens oefeningen en velddienst lag de nadruk mede op, in- en ex-filtratie, schuilbivak, het ontwijken van de vijand, het weerstaan van ondervraging en het eventueel ontsnappen uit krijgsgevangenschap.

 

Alle groene baretten kregen na de Elementaire Commando Opleiding (ECO) een para-opleiding bij de eigen Instructiegroep Para van het Korps. Daarnaast werden zij door de Instructiegroep Overleven geschoold in het overleven onder de moeilijkste terrein- en weersomstandigheden. Met een eigen Verbindingspeloton en een Logistiek peloton vormde 104 Waarnemings- en Verkenningscompagnie een gedegen inlichtingeneenheid in de periode van de Koude Oorlog.

 

Naast de operationele taak van de 104 Waarnemings- en Verkenningscompagnie kreeg het KCT een belangrijke opleidingstaak ten behoeve van de gevechtseenheden van het Eerste Legerkorps. In november 1964 ging in Roosendaal de eerste drieweekse editie van de spoedig roemruchte gevechtstraining “Pantserstorm” van start. In 1966 werd de duur van deze zware gevechtstraining teruggebracht naar 2 weken. De oefening bleef bestaan tot 1995 toen de Koninklijke Landmacht omvormde van een dienstplichtig leger naar een beroepsleger.

 

De gevechtscursussen voor beroepspersoneel bestonden al langer, met name voor de cadetten van de Koninklijke Militaire Academie en leerlingen van de Koninklijke Militaire School. Ook leerlingen van het Opleidingscentrum voor Officieren van Speciale Diensten en onderofficieren in opleiding van de Koninklijke Marechaussee doorliepen een gevechtscursus bij het KCT. Naast deze reguliere gevechtscursussen werd ook vaak steun geleverd bij incidentele opleidingen zoals bijvoorbeeld de opleiding voor uit te zenden personeel naar Libanon en de steunverlening aan het Ministerie van Justitie in de beginfase van de oprichting van arrestatieteams en ME-eenheden.

 

Meer dan 100.000 dienstplichtige- en beroepsmilitairen maakten op deze wijze in de loop der jaren kennis met het Korps Commandotroepen. Tot begin jaren ’90 bleef de taakstelling van het KCT nagenoeg ongewijzigd. Het vallen van de Berlijnse muur in november 1989 betekende het einde van de Koude Oorlog en was de oorzaak van een drastische wijziging in de veiligheidssituatie in Europa. Natuurlijk konden de gevolgen voor taakstelling en organisatie van de Krijgsmacht niet uitblijven.


Korps Commandotroepen, 1990-heden

 

Met het einde van de Koude Oorlog verdween de Noord-Duitse laagvlakte als verwacht strijdtoneel en kwam de focus op de vele crisisgebieden in de wereld in liggen. De verwachte inzet van Nederlandse militairen leidden begin jaren negentig tot de oprichting van de Luchtmobiele Brigade (LMB) en 108 Commandotroepencompagnie. Begin 1994, één jaar na de oprichting, werden beide eenheden ingezet in het voormalig Joegoslavië.

 

De opkomstplicht werd afgeschaft en de laatste dienstplichtig commando-waarnemer-verkenners werden medio 1995 met enig ceremonieel uitgezwaaid en daarmee was deze functienaam geschiedenis geworden. De commando-waarnemer-verkenner-para had zijn bijdrage aan de wereldvrede geleverd en droeg het stokje over aan de commando-speciale operaties (CoSpecOps).

 

Het Korps Commandotroepen is uitgebouwd tot een professionele Special Operations Forces eenheid dat in een relatief korte tijd zijn sporen heeft verdiend. Uitzendingen naar o.a. Bosnië, Kosovo, Macedonië, Irak en Afghanistan leverden een schat aan ervaring op. De opleiding van de commando-speciale operaties is inmiddels volledig uitgebalanceerd en kan zich meten met de meest gerenommeerde Special Operations Forces opleidingen van soortgelijke buitenlandse eenheden.


Helmen, baretten en overige hoofddeksels gedragen vanaf 1950


Wapenonderscheidingstekenen gedragen vanaf 1950


Op 12 september 1950 werd een baret- en schouderembleem ingesteld (legerorder No. 240) voor het KCT en deze verving het tot dan toe gedragen infanterie emblemen.


De ondergrond van het baretembleem wordt, evenals bij alle Nederlandse baretemblemen, gevormd door een gotische W, die duidt op de naam Wilhelmina, Koningin der Nederlanden van 1898 tot 1948. De dolk die dwars over het embleem loopt is ontworpen naar een Engelse Fairbairn & Sykes dolk en is het symbool van de verbondenheid van het KCT met No 2 (Dutch) Troop waar de Nederlandse Commando’s van 1942 tot 1945 toe behoorden. De handgranaat die boven de dolk is gezet heeft een uiteenspattende vlam en duidt op de agressiviteit die elke commando moet bezitten. Als laatste in het oog springend kenmerk van het baretembleem is de in de banderol aangebrachte spreuk “Nunc aut Nunquam” oftewel “Nu of nooit”. Dit geeft het doorzettingsvermogen, het onverzettelijke weer, waar commando’s over dienen te beschikken. Het embleem is van goudkleurig metaal en wordt gedragen op een zwarte ondergrond met groene bies.


De vroege baretembleem varianten zijn te herkennen aan de dolkknop onder het handvat. Vanaf eind jaren '50/begin jaren '60 werden de emblemen zonder de dolkknop geproduceerd. Er is ook een Hoornse variant geproduceerd die naast de typische Hoornse oogjes ook te herkennen is aan de dikte van het embleem. De Hoornse variant is namelijk erg dik.



Embleem aangepast voor gebruik op de ceremonieële baret.


Korpsonderscheidingstekenen gedragen vanaf 1950


Korpsonderscheidingstekenen worden ook wel schoudertitel, naamlint, naambandje of straatnaam genoemd.


Vwb de nummering van de korpsonderscheidingstekenen, hanteert dutchhelmets de nummering zoals vermeld in het boekwerk 'Naambandjes Nederland' van Samenwerkende Militariaverzamelaars (SMV) uit 1982.

Let op, niet alle schoudertitels zijn vermeld in het boekwerk, zeker de recent weer ingevoerde korpsonderscheidingstekenen.


Kraagspiegels en Rangonderscheidingstekenen gedragen vanaf 1950


Borst- en mouwemblemen gedragen vanaf 1950


Aanvullende informatie over onderstaande emblemen wordt zeer op prijs gesteld. Met name informatie met betrekking tot geproduceerde aantallen, wanneer gedragen, variaties, e.d.

U kunt hiervoor de contactformulier gebruiken. Alvast dank.


Uitzendingen


Alle getoonde emblemen zijn origineel, al zijn er wel twijfels bij sommigen. Bij de emblemen waar twijfels bij zijn, is dit eronder vermeld. Mocht u twijfels hebben bij originaliteit, dan vermeen ik dit graag met de reden waarom. Alle informatie om te kunnen vaststellen of artikelen origineel zijn of niet wordt erg gewardeerd. Ook aanvullende informatie zoals productie aantallen, producent, productie jaartallen, wanneer gedragen e.d. wordt erg gewardeerd.


Op de pagina Commerciele aanmaak / Reproductie zijn vele reproductie emblemen te zie waar u uw emblemen mee kunt vergelijken. Gelukkig is het nog redelijk makkelijk om origineel van reproductie te onderscheiden, mits u hierin verdiept.


Bosnië-Herzegovina, United Nations Protection Force (1994-1995)

 

Een peloton commando's was van 1994 tot 1995 aangesloten bij de Dutchbats tijdens de United Nations Protection Force vredesmissie in Bosnië-Herzegovina, Voormalig Joegoslavië. De commando's waren gedurende deze uitzending belast met het uitvoeren van speciale verkenningen en patrouilles in bergachtig gebied. De uitzending werd berucht als gevolg van de Val van Srebrenica in juli 1995, waarbij Bosnisch-Servische troepen duizenden moslims vermoordden.


Bosnië-Herzegovina, Implementation Force en Stabilization Force (1996-1998)

 

Van december 1995 tot december 1996 leverde het KCT personeel als onderdeel van de Implementation Force (IFOR) en van december 1996 tot 1998 leverde het KCT personeel als onderdeel van de Stabilization Force (SFOR). De commando’s waren van december 1996 t/m 1998 belast met het uitvoeren van speciale verkenningen tbv het vergaren van inlichtingen.

Vanaf 1998 leverde het KCT personeel tbv de Joint Commission Observer (JCO). De JCO bestond uit kleine groepjes SOF die opereerden vanuit huizen, die contacten onderhield met de lokale bevolking en autoriteiten, zogenaamde Key Leader Engagement (KLE) en Force Collection Activity (FCA). Zij fungeerden als de ogen en oren op de grond, waarbij relevante inlichtingen over de verscheidene groeperingen werd doorgeven. Tevens arresteerden de commando's, in samenwerking met NLMARSOF, meerdere Kroatische oorlogsmisdadigers. De JCO uitzendingen eindigden in 2001.


Former Yugoslav Republic of Macedonia (FYROM), Task Force Harvest en Task Force Fox (2001-december 2002)

 

Naar aanleiding van spanningen tussen Albanese rebellen en het Macedonische leger, intervenieerde de NAVO in 2001 om een burgeroorlog te voorkomen. Commando’s werden ingezet als onderdeel van Task Force Harvest, welke het verzamelen en innemen van wapentuig in Macedonië tot doel had. Ook maakten KCT'ers deel uit van de Task Force Fox. Deze task force verzorgde de beveiliging van de onafhankelijke OVSE-waarnemers en het afdwingen van de vredesovereenkomst. De missie werd in december 2002 beëindigd.


Irak, Operatie Haven, Operation Provide Comfort (mei 1991-juli 1991)

 

Operation Provide Comfort (OPC) was een internationale militaire operatie in Noord-Irak die begon op 6 april 1991 en duurde tot 24 juli 1992. De Nederlandse operatie kreeg, in navolging van de Britten, de codenaam Operatie Haven.

 

Op 19 april 1991 gaf de Nederlandse regering groen licht voor een bijdrage aan Provide Comfort, een van de eerste expeditionaire operaties van de Nederlandse krijgsmacht na de Koude

Oorlog. De Nederlandse bijdrage bestond uit een joint eenheid van 400 mariniers en vlootpersoneel, en 608 militairen van de Koninklijke Landmacht, Koninklijke Marechaussee en Koninklijke Luchtmacht.

Een verbindingsdetachement van 6 commando's werden in mei 1991 uitgezonden naar Noord-Irak als onderdeel van Operatie Haven, en waren belast met het organiseren van de communicatie tussen het Nederlandse contingent in Noord-Irak en de legerleiding in Den Haag. In juli 1991 werd de missie beëindigd en keerden de commando’s huiswaarts.

 

Irak, Stabilization Force Iraq (2004-2005)

 

Begin juli 2003 stuurt Nederland een versterkte mariniersbataljon naar de relatief rustige Irakese provincie Al-Muthanna om Stabilization Force Irak (SFIR) te ondersteunen. Vanwege aanhoudende geruchten dat de provincie gebruikt werd als uitvalsbasis voor extremistische en terroristische elementen, besluit de Nederlandse regering om begin december 2003 een KCT-detachement naar Al-Muthanna te sturen om verkenningen uit te voeren. Er worden nauwelijks aanwijzingen gevonden dat de provincie werd gebruikt voor infiltratie en andere ondermijnende activiteiten. Het merendeel van het KCT-detachement keert in de tweede helft van januari 2004 terug naar Roosendaal. Een aantal commando’s bleven achter ter ondersteuning van de opleiding van de Iraqi National Guards.

 

In februari 2004 wordt het mariniersbataljon gewisseld voor een pantserinfanterie bataljon van de Landmacht en in maart 2004 werd een KCT-detachement ingezet als Field Liasion Team (FLT) in het Nederlandse gebied van verantwoording. Door de steeds groter dreiging in de provincie, werd vanaf eind april 2004 tot juni 2004 de FLT taken gezamenlijk uitgevoerd door het KCT-detachement en het verkenningspeloton van 42 BLJ. Zodoende kon het KCT-detachement meer aandacht besteden aan andere opdrachten in het operatiegebied. De informatie uit de FLT activiteiten bleek van groot belang voor het bataljon.

 

Na de verkiezingen in Al-Muthanna op 30 januari 2005 startte het Nederlandse contingent de voorbereidingen voor de terugkeer naar Nederland en in maart 2005 keerde het KCT-detachement terug naar Nederland.

Irak, Capacity Building Mission in Iraq (2015-2018) en Operation Inherent Resolve (2017-2018)

 

In 2015 begon het KCT met de trainingsmissie Capacity Building Mission in Iraq (CBMI), om bij te dragen aan de internationale interventie tegen Islamitische Staat (IS). De commando’s waren belast met het opleiden en trainen van Iraakse SOF-militairen in Bagdad. In totaal zijn 6 rotaties CBMI geleverd door het KCT voordat de trainingstaak kon worden overgedragen aan Iraakse instructeurs.

 

Tijdens de laatste CBMI rotatie is de overgang gemaakt naar de inzet als SOF detachement in het kader van Operation Inherent Resolve (OIR). Hiermee werd in 2017 de missie voor het Nederlandse Special Forces detachement bijna volledig verplaatst van Bagdad naar Noord-Irak, in de omgeving van Erbil en Mosul. Een klein deel bleef achter in Bagdad die de training van Iraakse speciale eenheden bleven ondersteunen.

 

In Noord-Irak is samen met NLMARSOF de missie verder doorontwikkeld naar een Advice & Assistance (A&A) operatie aan het Irakese leger en Peshmerga troepen, als onderdeel van de Combined Joint Task Force, Operation Inherent Resolve (CJTF-OIR). Ook voegde een Belgische SOF team aan de Nederlandse detachement en samen met de Belgische collega’s vormden zij het Belgium Netherlands Special Operation Forces (BENESOF) Task Group 631 (TG 631). BENESOF TG 631 bestond uit twee Nederlandse SOF teams en een Belgisch SOF team.

In juli 2018 eindigde de missie en in totaal zijn 4 rotaties geleverd aan OIR door het KCT en NLMARSOF.

Golf van Aden en Hoorn van Afrika, Operation Ocean Shield (juni 2012-oktober 2012)

 

Medio 2012 vaart Zn. Ms. Rotterdam uit richting de Golf van Aden om deel te nemen aan de NATO geleide anti-piraterij missie Operation Ocean Shield (OOS). Zn. Ms. Rotterdam was robuust uitgerust voor deze missie. Aan boord bevindt zich een detachement van het 1e Bootcompagnie van het Korps Mariniers, bestaande uit 2 Landing Craft Utility Mk II (LCU), 2 Landing Craft Vehicle Personnel (LCVP) en 2 Fast Raiding Interceptor and Special Forces Craft (FRISC), een detachement van het Defensie Helikopter Commando, bestaande uit 2 Cougar-helikopters, Task Force Barracuda (TF Barracuda) en een JISTARC inlichtingen module. Zn. Ms. Rotterdam had ook 3 Rigid Hull Inflatable Boat (RHIB) aan boord.

 

TF Barracuda bestond gedurende deze missie uit een staf, een SOF component en een Special Operations Capable (SOC) component. Het SOF component bestond uit NLMARSOF en KCT operators. Het SOC component bestond uit 1 peloton Mariniers.

 

Bijzonder is het inlichtingeneenheid (ISR module) aan boord welke geleverd werd door JISTARC. Deze ISR module houdt zich voornamelijk bezig met het verzamelen en analyseren van informatie. In de ISR module is o.a. een Scan Eagle detachement aanwezig.

 

Bij de operaties dicht onder de kust kwam het enkele keren tot confrontaties. Op 13 augustus 2012 hielp Zn. Ms. Rotterdam bij de onderschepping van een gekaapte dhow, door met landingsvaartuigen en FRISC’s een blocking position voor de kust in te nemen om te verhinderen dat het piratenvaartuig vanaf land hulp kon krijgen. Na waarschuwingsschoten van het scherpschuttersteam aan boord van Zn. Ms. Rotterdam gooiden de piraten hun wapens overboord en gaven zich over, waarna het boardingteam de Pakistaanse bemanning in veiligheid bracht. Ruim een maand later was het wederom raak, toen twee FRISC’s tijdens een patrouille voor de kust bij het piratenkamp Bandar Murcaayo werden beschoten.

Op 10 oktober 2012 dwongen de Nederlanders een skiff tot stoppen die eerder op de dag een mislukte poging had ondernomen een Spaans vissersschip te kapen. 6 verdachten werden opgepakt.

Op 24 oktober 2012 wordt tijdens een approach de 3 RHIB’s op kogels onthaald en ontstaat een vuurgevecht. In het vuurgevecht dat volgde vloog de dhow in brand.

 

Met de aanhouding van in totaal 19 vermoedelijke piraten en het opbreken van 3 Pirate Action Groups (PAG) kon TF Barracuda terugkijken op een geslaagde missie.


Afghanistan, Special Reconnaissance Unit (februari 2002-augustus 2003)

 

Eind januari 2002 stuurt Nederland een versterkte infanterie compagnie van ongeveer 200 militairen naar Kabul om de International Security Assistance Force (ISAF) te ondersteunen en werd een KCT-detachement ingedeeld voor het uitvoeren van speciale verkenningen. Vanaf 2 april 2002 werd het KCT-detachement onder rechtstreeks bevel van Kabul Multinational Brigade (KMNB) geplaatst en kregen ook verkenningsopdrachten in het gebied tussen Kabul en Bagran. Op 10 februari 2003 werd het KCT-detachement opgehangen aan het Duits-Nederlandse ISAF-hoofdkwartier en eind augustus 2003 werd de missie beëindigd voor het KCT-detachement.


Afghanistan, Military assistance (eind 2004)

 

Tijdens de oefening Low Lands in de eerste drie weken van november 2004 kreeg het KCT de opdracht om in een zeer korte reactietijd, een versterkte sectie naar Afghanistan te sturen voor een Military Assistance (MA) opdracht. Deze sectie heeft Advies en Assistentie (A&A) verleend aan het Nederlandse Provincial Reconstruction Team (PRT) in Baghlan in het kader van hun beveiligingsplannen.


Afghanistan, Task Group Orange (mei 2005-maart 2006, 3 rotaties)

 

Het Kabinet besloot op 25 februari 2005 het Amerikaanse verzoek tot het leveren van “special forces” ter ondersteuning van Operation Enduring Freedom (OEF) te honoreren voor de duur van 1 jaar.

De kern van de Special Forces Task Group (SFTG) bestond uit personeel van het KCT, aangevuld met Special Operations Forces van het Korps Mariniers, logistiek, genie, EOD en 4 Chinook helikopters, totaal 250 militairen. De SFTG wordt gestationeerd op Kandahar Airfield en wordt Task Group (TG) Orange genoemd.

 

Op 12 mei 2005 is TG Orange gereed voor inzet. TG Orange zal helpen in de jacht op Talibanstrijders en Al-Qaida terroristen. Voor het eerst in de Nederlandse geschiedenis wordt een formatie in het model van een Special Operations Task Group (SOTG) uitgezonden, wat inhoudt dat een Commandotroepencompagnie zelfstandig operaties gaat uitvoeren.

 

TG Orange krijgt een operatiegebied toegewezen van 100 bij 200 kilometer in het zuiden van de provincie Kandahar, tegen de grens met Pakistan. Het gebied krijgt de codenaam Windmill en omvat twee zeer dunbevolkte districten; Registan en Shorabak.

Uit de verkenningen van TG Orange bleek dat er weinig vijandelijke activiteit was in het zuiden van Kandahar. Een grote dreiging van de Taliban of Al Qaida is er niet en door de afwezigheid van vijandelijke strijders komt TG Orange maar beperkt in conflictsituaties terecht.

Wel wordt kennis gemaakt met de verschillende stammen in het gebied die zich voornamelijk bezig houden met smokkel van allerlei goederen. Pas laat in de missie (januari 2006), wanneer de aandacht wordt verlegd naar het meest westelijke deel van het operatiegebied, krijgt TG Orange te maken met vijandige partijen.

 

Nederland heeft besloten om zich onder ISAF-vlag te committeren aan de provincie Uruzgan en na maart 2006 verplaats TG Orange richting de provincie Uruzgan. De Canadezen nemen de verantwoordelijkheid voor Windmill over. TG Orange speelt een belangrijke rol bij de eerste verkenningen in de nieuwe provincie en zo begint het KCT aan een nieuw hoofdstuk, Task Group Viper.


Afghanistan, Task Group Viper (maart 2006-december 2007, 5 rotaties)


 

Task Force (TF) Viper maakte deel uit van Task Force Uruzgan (TFU) en had als taak om de provincie Uruzgan in kaart te brengen dmv langdurige verkenningen.  De kern van TF Viper bestond uit 4 ploegen met een kleine versterkte compagniesstaf. Voor alle enabling capaciteiten moest TF Viper terugvallen op de TFU en bondgenoten.

 

TF Viper wordt erop uitgestuurd om te achterhalen waar de vijand zich ophoudt en, als het even kan, uit te schakelen. Deze wijze van optreden past in de inktvlekstrategie van de TFU en TF Viper wordt ingezet aan de buitenranden van deze inktvlek. Gebied dat de Taliban niet snel op zal geven en waarvoor ze bereid zijn hard te vechten.

Meerdaagse verkenningen door onherbergzaam gebied met weinig directe steun zijn aan de orde van de dag voor TF Viper. Hierdoor komt TF Viper vele malen in gevaarlijke situaties en in talloze TIC’s (Troops in Contact) met de Taliban.

 

In november 2006 vertoonde de Nederlandse journalist Vic Franke beelden van een gevechtssituatie in de buurt van Wanow, ten noordoosten van de basis bij Tarin Kowt. De video, genaamd ‘09:11 Zulu’ wekte beroering, niet alleen vanwege de intensiteit van het gevecht maar ook door de kritische meningen van de Nederlandse commando’s, die meenden dat ze met de Viper-missie niet naar vermogen werden ingezet.

 

In totaal levert TF Viper, van maart 2006 tot en met december 2007, 80 vuurgevechten met de Taliban in 117 operaties. Gezien het aantal gevechten en de hevigheid daarvan, is het bijzonder dat er weinig verliezen waren.

De 117 operaties die Viper uitvoert, dringen de Taliban terug uit de belangrijkste bevolkingscentra en zorgen ervoor dat de TFU voet aan de grond krijgt in de provincie. Met name in het begin voert TF Viper vaak zijn operaties uit zonder externe steun, zoals search-capaciteit van de genie of een Quick Reaction Force (QRF) van de TFU.

 

Eind 2007 verlaat TF Viper Uruzgan en breekt voor het KCT een jaar van relatieve rust aan. Drie jaar inzet in Afghanistan heeft zijn wissel getrokken op het Korps. Voor opleidingen, onderhoud, en de broodnodige rust is nauwelijks tijd geweest. 2008 wordt dan ook gebruikt om het Korps weer op en top gevechtsklaar te maken.

 

Mede dankzij TF Viper hebben de ISAF-eenheden begin 2008 een zekere mate van dominantie gekregen over de belangrijkste bevolkingscentra in Uruzgan. De Talibanstrijders gaan directe confrontaties met ISAF-troepen uit de weg en concentreren zich nu meer op het leggen van IED’s en hit-and-run acties.


Afghanistan, Task Force 55 (2009-01 augustus 2010, 4 rotaties)

 

Buiten de door ISAF gedomineerde gebieden heeft de Taliban nog steeds vrij spel. Deze bewegingsvrijheid maakt het makkelijk voor de strijders om aanslagen te plegen en hinderlagen aan te leggen. Om de bewegingsvrijheid van de Taliban te beperken, wordt in het voorjaar van 2009 een Special Operations Task Group (SOTG) ingebracht. De SOTG moet de activiteiten van de opstandelingen verstoren zodat de reguliere eenheden zich meer met de wederopbouw van de provincie kunnen bezighouden. Task Force 55 (TF 55) wordt geboren en na ongeveer een jaar is het KCT terug in Afghanistan.

 

TF 55 verschilt in een aantal opzichten van TG Viper. Allereerst valt de SOTG direct onder ISAF Special Operations Forces in Kabul. Daarmee ontstaat de mogelijkheid tot inzet in heel Zuid-Afghanistan. Dit in tegenstelling tot TG Viper, dat een middel was van de Task Force Uruzgan (TFU). TF 55, hoewel ook gelegerd op Kamp Holland, krijgt zijn opdrachten uit Kabul, via het Regional Command South in Kandahar. Ook de taakstelling verschilt waarbij inlichtingen cruciaal zijn. Vandaar dat de staf van TF 55 fors wordt uitgebreid met inlichtingenfunctionarissen. Omdat TF 55 onder ISAF Special Operations Forces valt, hebben zij de beschikking over ISAF-brede inlichtingen. Daarnaast hebben ze beter toegang tot andere middelen zoals luchtsteun, de inzet van helikopters en Unmanned Aerial Vehicles (UAV).

 

Operatie Lewe is daar een sprekend voorbeeld van. Doel van de operatie is om de vijand onder druk te zetten. In Kajaki hadden de opstandelingen een grote vrijheid van handelen en vormen daarmee een bedreiging voor, met name, Deh Rawod in Uruzgan.

Om Lewe tot een succes te maken is het wel noodzakelijk om ongezien heimelijke observatieposten in te richten die de hoofdmacht kan informeren over de verplaatsingen van de tegenstanders. Op 6 juli 2009, om 20:45 uur springen 9 commando’s in het pikkedonker uit een Canadees C-130 Hercules transportvliegtuig. Pas laat openen ze hun parachutes en zweven boven Kajaki, in de provincie Helmand richting hun landingszone. Het is de eerste Nederlandse operationele parachutesprong sinds de Tweede Wereldoorlog. De 9 man slagen erin ongezien te landen en hun observatieposten in te richten op een berghelling. Met rugzakken van 60 kilo is de verplaatsing door het bergachtige terrein loodzwaar.

De over de weg gearriveerde hoofdmacht, die tot taak had de vijand in Kajaki te verstoren, krijgt te maken met fel verzet en wordt gedurende de hele actie onder vuur genomen. Onder de Talibanstrijders vallen meerdere slachtoffers. Al snel verlaten ze hun versterkte opstellingen. Met deze operatie toont het KCT aan dat zij in staat zijn om complexe operaties, diep in vijandelijk gebied, met goed gevolg uit te voeren.

 

Een andere bijzondere actie die typisch is voor het TF 55-optreden, vindt begin augustus 2009 plaats in Mirabad. Een gecombineerde eenheid van Nederlandse en Australische commando’s voert hierbij een verstoringsactie uit met als doel Taliban kopstukken op te pakken. De actie is een groot succes. Ze vinden zware wapens en explosieven en meerdere Talibanleiders worden opgepakt. De verrassing bij de vijand is groot maar deze weet uiteindelijk toch een korte tegenaanval te organiseren. Tijdens de exfiltratie wordt een Chinook transporthelikopter meerdere keren door klein kaliber munitie geraakt en scheren raketgranaten rakelings voorbij. De heli weet nog net op tijd Kamp Holland te bereiken.

 

Operatie Masha-17 is de laatste operatie van TF 55. In Shah Wali Kot speuren de commando’s naar vijandelijke strijders. De hoofdweg van Kandahar naar Tarin Kowt loopt dwars door dit district dat lange tijd een toevluchtsoord is geweest voor de Taliban. Tijdens eerdere operaties zijn de mannen meerdere malen slaags geraakt in het gebied. Masha-17 verloopt rustig. De commando’s worden tijdens de actie ondersteund door F-16’s, Chinooks, Apaches en een UAV.

 

Toch kende ook TF 55 zijn dieptepunten. Korporaal Kevin van de Rijdt sneuvelt op 6 september 2009 op de oever van de rivier de Helmand nadat zijn peloton in een hinderlaag is gelopen. Van drie kanten worden de commando’s onder vuur genomen. Eenmaal in dekking, blijkt Van de Rijdt geraakt te zijn. 6 man rennen onder vijandelijk vuur terug de berg op om hem te halen. Ze slagen erin de zwaargewonde korporaal in veiligheid te brengen maar hij blijkt inmiddels overleden. De 6 krijgen later een dapperheidsonderscheiding voor hun actie. Kevin van de Rijdt is het enige lid van het KCT dat sneuvelt in die vijf jaar Afghanistan.

 

Met de overdracht aan het Amerikaans-Australisch Combined Team eindigde op 1 augustus 2010 na 4 jaar de taak van Task Force Uruzgan en dus ook van TF 55. TF 55 voert uiteindelijk 47 operaties uit en raakt daarbij 27 keer verwikkeld in een vuurgevecht.


Afghanistan, Special Operations Advisory Team (2018-2020)

 

Nederland leverde van juli 2018 t/m juli 2020 een bijdrage aan het Duits-Nederlandse Special Operations Advisory Team (SOAT) in Mazar-e Sharif. Het SOAT valt binnen Resolute Support (RS) onder het NATO Special Operations Component Command Afghanistan (NSOCC-A). Dit hoofdkwartier heeft de leiding over alle speciale operaties met Afghaanse partnereenheden die worden uitgevoerd in opdracht van de Afghaanse Ministeries van Binnenlandse Zaken en Defensie.

 

Commandant NLD SOCOM fungeert namens de CDS als red card holder voor de Nederlandse Special Operations Forces en ter ondersteuning van force protection beschikt het SOAT over een eigen inlichtingencapaciteit. Deze is ingebed in de bredere inlichtingenorganisatie van RS.

 

In de eerste maanden van de missie werd de invulling van het SOAT verder afgestemd met de Duitsers en werd begonnen aan de training van het A-squadron van de Afghan Territorial Force 888 (ATF888). In september 2018 is het A-squadron van ATF888 operationeel geworden en vanaf dat moment beginnen de Train, Advise and Assist (TAA) activiteiten met het A-squadron.

In september 2018 begint ook de training van het B-squadron. Het ging hierbij om een instructieprogramma voor ongeveer 60 cursisten.

In april 2019 is het B-squadron van ATF888 operationeel geworden en maakt deel uit van ATF888. Uiteindelijk zullen ook het C en D-squadron worden opgeleid.

 

Het Duits-Nederlandse SOAT heeft het A-squadron begeleid bij diverse operaties, waaronder de ondersteuning aan de parlementsverkiezingen van 20 oktober 2018. Daarnaast heeft ATF888 ook onafhankelijke operaties uitgevoerd. Gedurende deze periode is door de Afghaanse Crisis Response Unit 222 (CRU222) ondersteuning geleverd in de vorm van kennisoverdracht aan ATF888.

 

Gedurende de TAA-activiteiten, moet ATF888 risicovolle operaties uitvoeren, zoals High Risk Arrests en het optreden bij High Profile Attacks. ATF888 moet daarbij ook hoog in het geweldsspectrum optreden. Hierdoor kan een grotere dreiging uitgaan tegen de Afghaanse eenheid en de SAOT begeleiders. Hoewel eenheden van RS niet offensief optreden (non-combat missie), mogen zij wel zichzelf en de Afghaanse eenheid verdedigen als er sprake is van een vijandelijke daad of het voornemen daartoe. In geval van uiterste noodzaak tot zelfverdediging kan een Joint Terminal Attack controller (JTAC) van het Nederlandse SOAT doelen aanwijzen die met luchtsteun van coalitiepartners kunnen worden uitgeschakeld.


Mali, Multidimensional Integrated Stabilisation Mission in Mali (april 2014-december 2016)

 

Op 1 juli 2013 ging de Multidimensional Integrated Stabilisation Mission in Mali (MINUSMA) vredesmacht van start en vanaf 14 april 2014 begint de Nederlandse bijdrage aan MINUSMA. Door het KCT en Special Operations Forces van het Korps Mariniers wordt een Special Operations Land Task Group (1 (NLD) SOLTG Scorpion) geleverd.

 

SOLTG  Scorpion valt direct onder commandant MINUSMA en heeft als taak om lange afstandsverkenningen uit te voeren en om inlichtingen te verzamelen. Gedurende de missie werkt SOLTG  Scorpion veel samen met de heli detachement en de Nederlandse ISR detachement in Gao.

SOLTG Scorpion is robuust uitgerust en bestaat in de kern uit een Commandotroepencompagnie met een eigen stafelement. Daarnaast zijn ook andere specialisten aan de SOLTG toegevoegd zoals EOD en JISTARC inlichtingen verkenners, de zogenaamde ‘enablers’.

 

In december 2016 namen militairen van met name 11 Luchtmobiele Brigade de verkenningstaak over. Zij vormden daarna de Long-Range Reconnaissance Patrol Task Group Desert Falcon.


Vaardigheidsemblemen gedragen vanaf 1950


Overige versierselen gedragen vanaf 1950


Herinneringsemblemen gedragen vanaf 1950


De herinneringsembleem voor oud-commando's, ook wel 'Tor' genoemd werd ingesteld op 19 januari 1955. Deze werd boven de rechterborstzak op de DT40 en DT63 gedragen en wordt tegenwoordig boven de rechter borstzak op de DT2000 gedragen. De 'Tor' wordt door actief dienende commando's gedragen die niet ingedeeld zijn bij het Korps Commandotroepen.


In 1984 werd een stoffen herinneringsembleem ingevoerd, ook wel 5x5 genoemd, in een gekleurde en zwarte variant. De gekleurde variant werd op de trui gedragen behorende bij de DT63 en de zwarte variant werd op het gevechtstenue (GVT) M78 gedragen. Met het invoeren van het gecamoufleerde GVT M93, werden de stoffen herinneringsemblemen aan de achterzijde van velcro voorzien.


Memorabilia