page contents
Dutchhelmets.nl
Inlichtingen overzeese gebieden


Dienst voor Chineze Zaken en de Dienst voor Japanse Aangelegenheden (1922-1932)


Tekst volgt.



Dienst voor Chineze en Oostaziatische Aangelegenheden (1932-1935)


Tekst volgt.



Dienst Oost Aziatische Zaken (1935-)


Tekst volgt.



Marine en Leger Inlichtingendienst, Netherlands Forces Intelligence Service (NEFIS) en Centrale Militaire Inlichtingendienst (CMI)


NEFIS was een Nederlandse militaire inlichtingendienst tijdens en na de Tweede Wereldoorlog. Het doel was in eerste instantie het verzamelen van inlichtingen ten behoeve van de geallieerde strijdkrachten met betrekking tot Nederlands-Indië dat bezet was door Japan.

De dienst ontstond in 1941 toen de Nederlandse commandant zeemacht vice-admiraal C.E.L. Helfrich een liaison-officier naar de Australian Commonwealth Naval Board zond in Melbourne. Deze officier, kapitein-luitenant-ter-zee Salm, hield zich ook met inlichtingenwerk bezig en verzamelde een aantal personen om zich heen die gespecialiseerd waren in het inlichtingenwerk. Zijn organisatie kreeg de naam Marine en Leger Inlichtingendienst. Toen Japan in februari 1942 Nederlands-Indië binnenviel, werd reeds aan enkele prominenten en hooggeplaatste autoriteiten van de Nederlands-Indische regering opdracht gegeven uit te wijken naar Australië. Hieronder bevond zich ook een aantal stafofficieren van het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (K.N.I.L.), onder wie majoor jhr. J.M.R. Sandberg, de kapiteins Dirk Cornelis Buurman van Vreeden, G.L. Reinderhoff, S.H. Spoor en H.J. de Vries. Later zouden daar ook onder anderen luitenant-kolonel N.L.W. van Straten, afkomstig van Timor, en kapitein der marechaussee F. van der Veen bij komen.


In april 1942 was de Marine- en Leger Inlichtingendienst verder uitgebreid met onder anderen majoor Spoor (inmiddels bevorderd). Kapitein Reinderhoff werd zijn eerste medewerker. Ook luitenant-ter-zee der eerste klasse C.A.F.H. Douw van der Krap trad toe. De naam 'NEFIS' is toen ontstaan omdat de contacten met de andere geallieerde staven allemaal als voertaal Engels hadden en men vond de Nederlandse benaming niet praktisch. Ook had men een duidelijk leesbaar briefhoofd nodig. In contacten met de geallieerde bondgenoten werd deze organisatie dus voortaan verder aangeduid als Netherlands Forces Intelligence Service. Bij een reorganisatie in april 1943 ging de organisatie ook officieel zo heten. De opstart fase van NEFIS was problematisch. De Nederlandse autoriteiten wensten zo veel mogelijk medewerking te verlenen aan de geallieerde bondgenoten en in het bijzonder diens opperbevelhebber generaal Douglas MacArthur. Echter, de Nederlandse afdeling binnen de verzamelde inlichtingendiensten (die moesten samenwerken onder het opgerichte A.I.B., het Allied Intelligence Buro), bleek amper in staat op korte termijn belangrijke informatie te kunnen leveren, aangezien men met nagenoeg niets moest beginnen. Hier wraakte zich de jarenlange veronachtzaming aangaande het opzetten van een professionele inlichtingendienst voor het uitbreken van de oorlog. In de periode april 1942 - april 1943 ging de NEFIS dan ook gebukt onder een enorme druk om met resultaten te komen. De Amerikaanse generale staf had vooral dringend behoefte aan geografische en topografische informatie aangaande Nederlands Indië, in het bijzonder Nieuw-Guinea.

In april 1943 werd de NEFIS gereorganiseerd. Dit was de officiële (door-)start van de NEFIS. Nu de verschillende geallieerde inlichtingendiensten werden gebundeld en rechtstreeks onder bevel stonden van het hoofd van de sectie inlichtingen 'G2' van de generale staf van generaal Douglas MacArthur, de generaal-majoor Charles Willoughby, kon ook de NEFIS steeds beter aansluiting vinden bij de groeiende vraag van het geallieerde opperbevel, alhoewel nog steeds met structureel te weinig middelen en mensen moest worden gewerkt.


De NEFIS had nu de volgende duidelijk omschreven taken gekregen, opgesplitst in drie secties:

  • -Sectie I. Het verzamelen, verwerken en distribueren van alle inlichtingen betreffende Nederlands-Indië welke voor de oorlogvoering van belang kunnen zijn (Operational Intelligence, Interrogation, Geographical Intelligence, Intelligence Summaries, Topographical Registry and Information, Photo Interpretation, Press review, Research).
  • Sectie II. De zorg voor de veiligheid bij de Nederlandse strijdkrachten in Australië (Security).
  • Sectie III. Het verkrijgen van inlichtingen op speciale wijze en het uitvoeren van specials operatieën (Special Intelligence and Special Operations).


In het begin van de oorlog hield de NEFIS zich uitsluitend bezig met het verkrijgen van inlichtingen uit het door de Japanners bezette Nederlands-Indië (sectie I). Later kwamen daar ook spionage- en sabotageacties bij, ook wel 'parties' genoemd, die werden uitgevoerd door agenten die met behulp van vliegtuigen en onderzeeboten in bezet gebied gedropt werden (sectie III).

De agenten hebben het extreem moeilijk gehad en velen kwamen in de eerste periode niet terug van hun missies. Men had zich binnen de NEFIS enorm verkeken op de nieuw ontstane situatie in de bezette gebieden. De Japanners hadden inmiddels een groot spionagenetwerk opgezet en maakte veel gebruik van het oplevende nationalistische sentiment onder de Indonesische bevolking, die meewerkte met de Japanners. Zodra een agent eenmaal was geland in bezet gebied, was de kans op verraad zeer groot wat ook veelvuldig voorkwam. Voor de agenten die gevangen werden, betekende dit feitelijk (na martelingen) een zekere doodstraf. Binnen de NEFIS alsook bij het politieke leiderschap van de Nederlands-Indische commissie ontstond grote beroering over de te voeren acties. Ook op Nieuw-Guinea werden 'parties' uitgezonden waarbij onder anderen kapitein F. van der Veen betrokken was. Vanaf juni 1943 werd 19 man van het Korps Insulinde, de speciale commando eenheid die op Ceylon gestationeerd was, toegevoegd aan sectie III. Tevens zond sectie I in 1944 majoor GL Reinderhoff naar de staf van de Amerikaanse generaal Walter Krueger van het 6e Amerikaanse leger, die inmiddels ook op Nieuw-Guinea was geland, om ter plekke de Amerikanen behulpzaam te zijn met de planning van toekomstige landingen.


De agenten werden in het begin van de oorlog opgeleid in het Verenigd Koninkrijk, waaronder de eerste militaire opleiding en vervolgens in Schotland een commando opleiding. Daarna kregen zij een jungle opleiding in Queensland, Australië, en een parachutistenopleiding in New South Wales .

In Melbourne kregen zij vervolgens een gedegen opleiding om radioverbindingen te kunnen onderhouden, een cursus seinen en opnemen van morsetekens, techniek en onderhoud van radio- en zendapparatuur en het werken met mobiele zenders en ontvangers. Het onderhouden van radioverbindingen op grote afstand was, gezien de toenmalige techniek, uitzonderlijk moeilijk. De agenten kregen een NEI-set (Netherlands East Indies) van 25 Watt mee, verdeeld over drie metalen kisten met een totaalgewicht van 70 kg. In totaal zijn 120 NEI-sets verstrekt.


In juni-augustus 1944 werd de NEFIS verder uitgebouwd en kwamen er drie secties bij:

  • Sectie IV, Military Intelligence (M.I.),
  • Sectie V, Civil Affairs Intelligence,
  • Sectie VI, Technische Photo Service (T.P.S.).


Inmiddels was de NEFIS sterkte uitgegroeid naar ruim 300 man en vrouw, marine en burgerpersoneel niet inbegrepen. Als nieuwe directeur NEFIS werd nu luitenant-kolonel S.H. Spoor benoemd. Sectie I stond onder bevel van majoor G.L. Reinderhoff, sectie II onder luitenant-ter-zee J.C. Smit, sectie III onder luitenant-ter-zee A.A. Fresco, sectie IV onder luitenant-vlieger-ter-zee J.H. Perié, sectie V onder dr. G.W. Locher. Sectie VI was nog niet operationeel. De organisatie van de NEFIS werd nu klaargestoomd voor de te verwachten invasie van Java en de andere gebiedsdelen van Nederlands-Indië.


In 1945 werd de NEFIS gereorganiseerd zodat de dienst na de Japanse capitulatie de nieuwe veiligheidsdienst in Nederlands-Indië kon vormen. In september en oktober 1945 werd de NEFIS overgeplaatst van Melbourne (Australië) naar Nederlands-Indië en werd gevestigd in Batavia op Java.

Na een chaotisch begin ging de dienst zich in Nederlands-Indië bezighouden met het verzamelen van inlichtingen over de nieuwe plaatselijke politieke groeperingen. De inlichtingendienst speelde een belangrijke rol tijdens de overgangsperiode alsook de latere onafhankelijkheidsoorlog van Indonesië. In 1948 ging de NEFIS op in de nieuwe overkoepelende Centrale Militaire Inlichtingendienst (CMI). Deze dienst kwam rechtstreeks onder bevel van opperbevelhebber generaal Spoor. De directeur was luitenant-kolonel G.L. Reinderhoff geworden, die na de overdracht van Nederlands-Indië aan de nieuwe Republiek Indonesië zou overgaan naar de Koninklijke Landmacht. De CMI werd in 1950 opgeheven na de soevereiniteitsoverdracht.



Militaire Inlichtingendienst, Inlichtingendienst Suriname, Sectie 2 Landmacht Suriname en Sectie 2 TRIS (Troepenmacht in Suriname)


Ook in Suriname had de Nederlandse krijgsmacht verdedigingstaken waarbij de Koninklijke Landmacht deze voor haar rekening nam. Tot de Landmacht Suriname, voorloper van de Troepen in Suriname (TRIS), behoorde vanaf het begin een Militaire Inlichtingendienst die uit één onderofficier bestond. In 1952 besliste de Nederlandse regering dat de verdediging van Suriname aan de Koninklijke Landmacht voorbehouden bleef en in hetzelfde jaar werd een Inlichtingendienst Suriname opgericht, die vrij snel werd hernoemd naar Sectie 2 Landmacht Suriname.

Toen in 1957 de Landmacht Suriname werd hernoemd naar Troepenmacht in Suriname (TRIS), ging de Sectie 2 (S2) Landmacht Suriname hierin mee en werd deze hernoemd naar Sectie 2 (S2) TRIS.


De taak van S2 TRIS was 3-delig, namelijk het vergaren van gevechtsinlichtingen, het uitvoeren van contra-inlichtingen (CI) activiteiten en het geven van voorlichtingen. Bijzonder aan het vergaren van gevechtsinlichtingen waren de thema's. Bij de S2 TRIS waren dit het vergaren van gegevens over de politieke verhoudingen in Suriname, de verhoudingen tussen de verschillende bevolkingsgroepen en de stemming onder de bevolking ten opzichte van Nederland. De contra-inlichtingen taak concentreerde zich op het bevorderen van de beveiligingszin en de controle daarop, de screening van sollicitanten en de 'geest in de troep'. De voorlichtingstaak hield ook in het voorkomen van negatieve publiciteit over de TRIS in de Surinaamse pers.


Hoofd S2 zou inzake de beveiliging van de TRIS buiten de militaire sfeer normaliter hebben samengewerkt met de Surinaamse Centrale Inlichtingendienst, de equivalent van de BVD. De geringe omvang van de Centrale Inlichtingendienst en het daar bestaande gebrek aan veiligheidsbewustzijn beletten echter een nauw contact, en noodzaakten Hoofd S2 de beveiligingstaak zelf te vervullen. De door de BVD in Nederland ingewonnen inlichtingen met betrekking tot Suriname vormden een aanvulling op het gevormde veiligheidsbeeld.


Nadat in 1959 Fidel Gastro de macht overnam op Cuba werd dit eiland al spoedig door de Verenigde Staten gezien als een satelliet van de Sovjet-Unie. Maar ook in Nederland maakte men zich zorgen. Het hoofd van de MID in Nederland vreesde dat deze communistische revolutie ook naar Suriname en omringende landen kon overslaan. Hierdoor pleitte Hoofd MID om de S2 TRIS als verlengstuk van de MID in Nederland te gebruiken.


De spanningen vergrootten aanzienlijk in de regio na de mislukte Amerikaanse militaire interventie (Varkensbaai) in 1961 en de Cubaanse raketten crisis in 1962. Omdat Hoofd S2 geen tijd overhield om de zelf ingewonnen inlichtingen te bewerken, werd in december 1964 besloten een tweede inlichtingenofficier bij de TRIS te detacheren, speciaal voor de bewerking van verworven inlichtingen. De S2 TRIS ging toen over tot een periodieke rapportage aan de MID in Nederland en in 1965 werd S2 TRIS gereorganiseerd, uitgebreid en werd ook begonnen met verbindingsinlichtingen. Vooral de contra-inlichtingen activiteiten werden uitgebreid, er kwam meer personeel beschikbaar en er ging met informanten gewerkt worden. Vanaf 1966 viel de S2 TRIS onder de Staf Compagnie.


De taak van S2 TRIS bestond vanaf 1965 uit veiligheid (gevechtsinlichtingen, contra-inlichtingen, verbindingsinlichtingen), early warning, samenwerking met Surinaamse en buitenlandse inlichtingendiensten en het verzamelen van topografische gegevens. Vanaf 1970 kwam daar nog bij het samenstellen en bijhouden van een Beoordeling van de Toestand (BVT) waarin de sterkte van een potentiële tegenstander, gesteldheid van het terrein, meteorologische gegevens, moreel van de troep en dergelijke werden verwerkt.


Op 14 november 1975 werd Suriname onafhankelijk en werd de TRIS opgeheven, inclusief de Sectie 2 TRIS.