page contents
Dutchhelmets.nl
Stay Behind organisaties


Stay-Behind organisatie Operatiën en Inlichtingen (1946-1992)

 

Op 3 augustus 1990 kwam de naam Gladio voor het eerst in Italië in de openbaarheid toen het bestaan van dit netwerk werd toegegeven door de toenmalige Italiaanse premier Giulio Andreotti. Andreotti deed dit in een getuigenverklaring voor een commissie van het parlement dat onderzoek deed naar terrorisme in Italië. Hij maakte toen bekend dat Gladio een geheime Stay-Behind organisatie was binnen het Ministerie van defensie, en onder de militaire inlichtingendienst verborgen zat.

Zijn verklaring deed vermoeden dat dit geheime Stay-Behind organisatie een internationale karakter had en in meerdere West-Europese (NATO) landen was georganiseerd.

 

Geheime organisaties, clandestiene paramilitaire eenheden, verborgen wapens zonder registratienummers en de CIA op de achtergrond. Het zijn ingrediënten voor een spannend boek, echter deze geheime Stay-Behind organisatie heeft in verschillende Europese landen, waaronder Nederland, wel degelijk bestaan.

 

Operatie Gladio was een in 1952 gestart geheim Stay-Behind netwerk in Italië, gesponsord door de CIA en de NAVO, om in geval van een communistische machtsovername in Italië of bij een Russische inval in andere landen het verzet te organiseren.

De eerste voorbereidingen werden al in 1947 getroffen. Hoewel de term Gladio alleen slaat op het Italiaanse deel, worden ook de soortgelijke netwerken in andere landen veelal met Gladio aangeduid. De Nederlandse Stay-Behind organisatie heette Operatiën en Inlichtingen (O&I).

Uit recent onderzoek is bekend geworden dat soortgelijke netwerken in geheel West-Europa actief en aan elkaar gelinkt waren. In ieder geval was de Stay-Behind organisatie actief in België, Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Griekenland, Luxemburg, Nederland, Noorwegen, Oostenrijk, Portugal, Spanje, Turkije en Zwitserland, terwijl ook het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten een rol speelden in de strategische planning van het netwerk.

 

De Stay-Behind netwerken werden op internationaal niveau gecoördineerd door het zogenoemde Allied Clandestine Committe (ACC) en het Clandestine Planning Committee (CPC), dat verbonden was met het Supreme Headquarters Allied Powers Europe (SHAPE) van de NAVO in Casteau (België).

De netwerken gebruikten codenamen zoals Gladio in Italië, Absalon in Denemarken, Glaive in Frankrijk, P26 in Zwitserland, ROC in Noorwegen, Schwert in Oostenrijk, Operatiën en Inlichtingen (O&I) in Nederland en SDRA8 (of SDR-8) in België.

 

De Nederlandse Stay-Behind organisatie O&I waren feitelijk twee organisaties, namelijk de organisatie Operatiën en de organisatie Inlichtingen die elk een eigen taak hadden. De oorsprong van deze organisaties lag in de Tweede Wereldoorlog. Tot ongeveer het midden van de jaren tachtig werden ze O&I genoemd, later A en B.

In de media werd/wordt O&I vaak vergeleken met de Italiaanse Operatie Gladio en vaak ook zo genoemd, wat feitelijk onjuist is. Het Nederlandse O&I verschilde op belangrijke punten met het Italiaanse Gladio en de juiste benaming voor de Nederlandse organisatie is Operatiën en Inlichtingen (O&I).

 

O&I moest de bevolking zo weerbaar mogelijk houden tegen de communistische propaganda, en informatie over politieke ontwikkelingen doorspelen aan de 'regering in ballingschap'. Voorts zou de organisatie moeten pogen het gezagsapparaat van de bezetter waar mogelijk te ontwrichten en misleiden. Gewapend verzet was niet de eerste doelstelling, maar bij de nadering van de Sovjets zouden de leden van de organisatie vanuit verborgen depots voldoende wapens krijgen om zich niet weerloos te laten afslachten.

 

O&I ontstond uit het Nederlandse verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog en was bedoeld als voortzetting van het werk van het Bureau Inlichtingen (BI) en het Bureau Bijzondere Opdrachten (BBO). Op initiatief van het hoofd van het BI, Jan Somer, werd op 13 mei 1946 sectie IIIC van de Generale Staf ingesteld, waarvan hij zelf het eerste hoofd werd. GS IIIC moest naast de al bestaande secties IIIA en IIIB van de Generale Staf zorgdragen voor het opzetten van een Stay-Behind organisatie en het verzamelen van militaire inlichtingen in en over het buitenland.

 

GS IIIC bestond uit afdeling I (Operaties) en afdeling II (Voorbereiding), waarbij het hoofd van afdeling I tevens het hoofd van de militaire afdeling van de in februari 1946 opgerichte Buitenlandse Inlichtingendienst (BID) werd, aangezien formeel alleen de BID bevoegd was om via buitenlandse agenten inlichtingen te verzamelen. In 1948 werd sectie IIIC omgedoopt tot sectie G7 en per 1 juli 1949 tot Sectie Algemene Zaken (SAZ). Dit werd de tak Inlichtingen (I, later B) van wat sinds begin jaren vijftig Operatiën & Inlichtingen was gaan heten.

 

De beide takken van O&I waren uit veiligheidsoverwegingen sterk gecompartimenteerd en de medewerkers kenden niet elkaars echte namen, mede als gevolg van de lessen die uit het Englandspiel waren getrokken. Er kwam uiteindelijk wel coördinatie aan de top, maar van een hechte samenwerking tussen beide organisaties, laat staan van integratie, was geen sprake.

De uitvoeringsorganisatie was formeel ondergebracht bij de generale staf van de krijgsmacht en maakte gebruik van de huisvesting (villa Maarheeze in Wassenaar) van de Inlichtingendienst Buitenland (IDB).

 

De organisatie Operatiën, die onder het ministerie van Algemene Zaken (de minister-president) viel, was gericht op het uitvoeren van sabotage, overvallen en liquidaties in bezet gebied. Hiertoe beschikte Operatiën over secties Sabotage, Psychologische Oorlogvoering, Verbindingen, Falsificatie, Operationele Financiering, Security en Codes.

Operatiën was aanvankelijk gehuisvest op een zolderetage aan de Oudegracht in Utrecht, maar verhuisde later naar het advocatenkantoor van medeoprichter Bootsma aan de Keizersgracht 729 in Amsterdam. Van 1979 tot 1984 zetelde de staf van Operatiën op een verdieping van een villa aan de Koninginneweg 184 nabij het Vondelpark onder de dekmantel van een historisch studiegenootschap, de stichting Hendrik van Borsele. Het laatst bekende kantooradres van Operatiën, die inmiddels als dienst A werd aangeduid, was het zwaar beveiligde Marine Etablissement Amsterdam bij het centraal station in Amsterdam.

 

De organisatie Inlichtingen was ontstaan uit de in 1946 opgerichte sectie IIIC van de Generale Staf van de krijgsmacht, die in 1948 werd omgedoopt tot sectie G7 en in 1949 tot Sectie Algemene Zaken (SAZ).

In de jaren zeventig en tachtig bestond Inlichtingen uit circa dertig stafmedewerkers en zo'n 125 agenten die waren belast met de voorbereiding van een Stay-Behind-inlichtingenorganisatie. Zij zouden in geval van dreigende bezetting niet zelf de stay-behind organisatie vormen, maar hadden als taak geheime medewerkers te rekruteren en op te leiden. Deze geheime medewerkers werden de veldorganisatie genoemd. Zij zouden in het geval dat Nederland bezet zou worden het feitelijke achterblijvende deel vormen, aangestuurd en gesteund door de staf die vanuit onbezet gebied opereerde.

 

Aanvankelijk werkten zowel O als I nauw samen met de Britse geheime diensten, waar in 1951 ook de Amerikanen bij kwamen en een tripartite-overleg ontstond. Tot 1964 was er ook een financiële bijdrage van de CIA, die voor O&I de codenaam SYRUP-SYNTHOSIS hanteerde.

Voor overleg met andere West-Europese Stay-Behind organisaties was er eerst het Western Union Clandestine Committee (WUCC), maar in 1949 werd dit overgenomen door de CPC en later de ACC van de NAVO.

 

De organisatie Operatiën voerde begin jaren vijftig samen met de Buitenlandse Inlichtingendienst (BID) geheime operaties uit waarbij agenten achter het IJzeren Gordijn werden gedropt om daar inlichtingen te verzamelen en het anticommunistische verzet te ondersteunen. Dit was voor Operatiën een mooie gelegenheid om operaties in vijandelijk gebied te oefenen.

 

O&I is uiteindelijk erin geslaagd om 35 jaar lang in het geheim te opereren. Zelfs de ministers waren niet op de hoogte van het bestaan ervan. Nadat in november 1990 het bestaan van de Italiaanse Operatie Gladio onthuld werd, bevestigde de toenmalige premier Ruud Lubbers in een brief van 13 november 1990 aan de Kamercommissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten het bestaan van de Nederlandse Stay-Behind organisatie.

O&I werd begin 1992 opgeheven: voor dienst A (voorheen Operatiën) middels een brief van 13 maart 1992 van premier Lubbers, voor dienst B (voorheen Inlichtingen) via een brief van 3 april 1992 van minister van Defensie Ter Beek. De veldmedewerkers van dienst B kregen bovendien nog een bedankbrief van prins Bernard en de afwikkeling duurde nog tot 1994.



Stay-Behind organisatie Dorpsplein (1953-1958)

 

Dorpsplein was de codenaam van een speciale Nederlandse inlichtingenorganisatie ten dienste van de commandant van het Eerste Legerkorps (1e LK). Het betrof een zogenaamde Short Term Stay-Behind organisatie die in geval van (dreigende) oorlog inlichtingen over de vijandelijke troepen moest verzamelen ten oosten van de IJssellinie, ongeveer tussen Zwolle en Arnhem. De aanduiding Short Term werd gegeven omdat men er op rekende dat Dorpsplein slechts gedurende een korte periode zou kunnen functioneren en niet gedurende langere tijd een echte Stay-Behind organisatie zou kunnen vormen.

 

De opdracht om een dergelijke organisatie voor te bereiden werd in 1953 gegeven aan de Sectie Algemene Zaken (SAZ), die al belast was met de organisatie Inlichtingen van de Nederlandse Stay-Behind organisatie Operatiën & Inlichtingen (O&I). Als gevolg van de forward strategy die de NAVO in 1958 omarmde, kwam het operatiegebied van het 1e LK in Duitsland te liggen, werd Dorpsplein opgeheven en kwam er een Detachement Algemene Zaken om de rechtstreekse informatie aan het 1e LK omtrent het voorterrein voort te zetten. Het detachement stond hiertoe in contact met de Bundesnachrichtendienst (BND), omdat het operatiegebied van het 1e LK in West-Duitsland lag. In 1973 kwam aan deze constructie een eind omdat de BND voortaan alleen nog via de NAVO het Nederlandse legerkorps wenste te bedienen.



Stay-Behind organisatie Eerste Legerkorps (1958-1990)

 

In 1958 omarmde de NAVO een zogenaamde forward strategy wat betekende dat als het Warschaupact zou aanvallen, parate troepen van de NAVO aan oost grens de eerste klap moest opvangen. Intussen zou de NAVO de rest van de legers mobiliseren en zo snel mogelijk naar Duitsland brengen. Om tijd te winnen zouden de NAVO-troepen een vertragend gevecht leveren tot aan een meer westelijk gelegen verdedigingslijn. Daar moesten ze standhouden, in afwachting van versterkingen. De voorwaarts gelegen NAVO-troepen kregen elk een eigen verdedigingsvak toegewezen, het Nederlandse vak lag op de Noord-Duitse laagvlakte.

 

Hierdoor had het 1e LK eind jaren ’50 behoefte aan een eenheid, die verkenningen in de diepte kon uitvoeren om zo tijdig  aan inlichtingen te komen over vijandelijke troepenbewegingen. Hiervoor werd een LAV (Lange Afstand Verkenner) peloton opgericht en in september 1960 bij 101 MIDcie ondergebracht.

 

Vanaf 1961 stationeerde Nederland bij toerbeurt een compagnie van het Korps Commandotroepen (KCT) op de legerplaats in het Noord-Duitse plaatsje Hohne. De commando’s zouden na een aanval van het Warschaupact optreden als een Stay-Behind organisatie in bezet gebied. In oktober 1963 kwam ook hier een einde aan.

 

Per 1 juni 1964 werden de ruim 30 man van het LAV peloton overgeplaatst naar het KCT en geplaatst in de nieuwe 101 Waarnemings- en Verkenningscompagnie (101 Wrn- en Verkcie) die anderhalve maand later op 20 augustus 1964 werd hernoemd tot 104 Wrn- en Verkcie (KCT Korpsorder No. 326).

Hierdoor verdwenen de 3 parate compagnieën en maakten plaats voor 104 Wrn- en Verkcie. Deze compagnie viel rechtstreeks onder de hoogste militaire commandant te velde, commandant van het 1e Lk. Deze waarnemer-verkenners waren de ogen en oren van dat legerkorps en zouden in oorlogstijd als Stay-Behind organisatie achter de vijandelijke linies inlichtingen verzamelen.


Met het einde van de Koude Oorlog verdween de Noord-Duitse laagvlakte als verwacht strijdtoneel. De opkomstplicht werd afgeschaft en de laatste dienstplichtig commando-waarnemer-verkenners werden medio 1995 met enig ceremonieel uitgezwaaid. Hiermee kwam een einde aan de Stay-Behind taak van het KCT.