page contents
Dutchhelmets.nl
Inzet en oefeningen


Nederlandse Detachement Verenigde Naties (NDVN), 1951-1954.


Nadat Japan zich in augustus 1945 had overgegeven, ontstond er van India tot Korea een machtsvacuüm. Het in 1910 door Japan ingelijfde Korea werd opgedeeld tussen de Sovjetunie in het noorden en de Verenigde Staten in het zuiden. De als tijdelijk beoogde scheidslijn tussen de beide bezettingszones groeide al snel uit tot een confrontatielijn op de 38ste breedte­graad. Noord-Korea ontwikkelde zich tot een communistische dictatuur, terwijl Zuid-Korea een staatsbestel opbouwde dat democratisch was. Het was al snel duidelijk dat dit op een burgeroorlog zou uitdraaien.


Toen vanaf mei 1949 Noord-Koreaanse grenstroepen de confrontatie met legereenheden uit het zuiden zochten, liep de spanning enorm op. Op 25 juni 1950 ontketende Noord-Korea een verrassingsaanval. De Veiligheidsraad van de VN had op de eerste dag van het offensief opgeroepen tot een staakt-het-vuren en terugtrekking van de Noord-Koreaanse troepen tot de 38ste breedte­graad. Twee dagen later mandeerde de Raad, bij afwezigheid van de Sovjetunie, de internationale gemeenschap op om de aanvallers met geweld terug te dringen en vrede te herstellen.

Intussen zetten

De Noord-Koreanen zette de opmars voort en in zes weken werden de slecht uitgeruste Zuid-Koreanen en de toegesnelde Amerikaanse eenheden naar de zuidoostelijke punt van het schiereiland verdreven.

 

De Verenigde Staten stuurden versterkingen en ook de eerste VN troepenmacht begonnen te arriveren. Met een amfibische landing bij Inchon en door een uitbraak uit het bruggenhoofd bij Pusan wist de Amerikaanse generaal Douglas MacArthur de krijgskansen in september 1950 te doen keren. Hij slaagde erin de Noord-Koreanen terug te slaan tot de rivier de Yalu, die Noord-Korea van China scheidt.

Door de massale inzet van Chinese vrijwilligers die Noord-Korea te hulp schoten, werden de VN-troepen op hun beurt tot ten zuiden van de 38ste breedtegraad verdreven, waar de VN troepen dit offensief tot staan wisten te brengen. In de daarop volgende jaren woedde de strijd met wisselende hevigheid, totdat op 27 juli 1953 een bestand werd gesloten in Panmunjon.


Het 636 vrijwilligers sterke Nederlands Detachement Verenigde Naties (NDVN), administratief ingedeeld bij het Regiment Infanterie van Heutsz, vertrok op 26 oktober 1950 per schip naar Korea, waar het op 23 november 1950 in Pusan arriveerde. Vele Nederlandse vrijwilligers hadden eerder gevechtservaring opgedaan in het voormalige Nederlands-Indië, echter de weersomstandigheden in Korea verschilde aanzienlijk van die in de tropen. De winters waren ijzig koud.

 

Het NDVN kwam al snel in actie, met als dieptepunt de avond van 12 februari 1951, toen Chinese troepen bij verrassing de commandopost bij Hoengsong aanvielen. Daarbij sneuvelde vijftien man, inclusief de bataljonscommandant, Luitenant-kolonel Den Ouden. Berucht is tevens de strijd om ’heuvel 325’, die pas bij de derde bestorming op 15 februari 1951 op de vijand verovert kon worden.


In 1950 ging de tweede-luitenant Jan Arie Bor als vrijwilliger met het NDVN naar Korea in de functie van pelotonscommandant van een ondersteuningscompagnie. Na zijn terugkeer in 1951, werd tweede-luitenant Bor geplaatst op de School Militaire Inlichtingendienst (SMID) als leraar militair Russisch.

In 1953 ging hij opnieuw als vrijwilliger naar Korea, nu in de functie van S2 (Gevechtsinlichtingen). Onddrtussen had de Generale Staf (G2D) begin 1954 de wens te kennen gegeven om een Inlichtingendienstcompagnie op te willen richten. Hiervoor was er een behoefte aan zoveel mogelijk gegevens en zodoende kreeg Bor op 21 januari 1954 van de toenmalige bataljonscommandant NDVN, luitenant-kolonel Knulst, de opdracht zich in Korea de organisatie van een USA Inlichtingencompagnie eigen te maken.


Toen kapitein Bor in oktober 1954 uit Korea terugkwam werd gevraagd naar zijn ervaringen met een Inlichtingencompagnie naar Amerikaans model. Hij kreeg de opdracht een Inlichtingendienst Compagnie voor de 1e Legerkorps op te richten en deze gestalte te geven. Op 3 januari 1955 ging kapitein Bor naar 't Harde om daar een vleugel van een van de gebouwen over te nemen. Hij ging naar een van de gebouwen en opende de deur van wat later het bureau van de compagniescommandant zou worden. Hiermee was 101 Militaire Inlichtingendienst compagnie (101 MIDcie) geboren.


De NDVN bouwden een uitstekende reputatie op door hun inzet en verwierven een Distinguished Unit Citation en twee Presidential Unit Citations. De VS kende de leden van het NDVN verder 13 Silver Stars en 102 Bronze Stars toe. De Nederlandse onderscheidingen omvatten driemaal de Militaire Willems Orde, vijfmaal de Bronzen Leeuw en viermaal het Kruis van Verdienste. Het NDVN had 123 doden te betreuren.



Het eerste Nederlandse VN embleem dat gedragen werd, was afgeleid van het UN embleem. Dit was een wereldbol met de bladertakken, aangevuld met een oranje band met de tekst -NETHERLANDS- in blauwe letters. Het oorspronkelijke embleem was vervaardigd in het z.g. ”Brabants-weefsel” en vervaardigd door de firma Engelen en Evers uit Heeze (1950). Ook handgeborduurde uitvoeringen komen voor, meestal in Japan vervaardigd en aangeschaft tijdens verlofperiodes.

Voor het Uitgaanstenue kwam er een metalen versie van het embleem geëmailleerd en vervaardigd in schild vorm door de firma Lancat Bussum (1951).

Nadat men overgegaan was op het Amerikaanse uniform, dat beter voor het klimaat geschikt was, werd vanaf 1952 een verkleinde metalen versie gedragen op het linker kraagpunt. Deze werden zowel door Japanse alsook door Amerikaanse firma’s vervaardigd. Hiervan verschenen later ook Nederlandse versies, gedragen door Veteranen.


De NDVN was ingedeeld bij de 2nd (US) Infanterie Division ”Indian Head” en droeg het daarbij behorende embleem, dat bestaat uit de ”Lonely Star” van Texas waarvoor een Indianenhoofd geplaatst is. Dit embleem komt voor zowel in de standaard Amerikaanse aanmaak, als in handgeborduurde uitvoeringen, meestal in Japan vervaardigd en aangeschaft tijdens verlofperiodes. Nadat men overgegaan was op het Amerikaanse uniform, werd vanaf 1952 een verkleinde metalen versie gedragen op het rechter kraagpunt. Deze werden zowel door Japanse alsook door Amerikaanse firma’s vervaardigd. Hiervan verschenen later ook Nederlandse versies, gedragen door Veteranen. Ook hiervan verschenen er later ook Nederlandse versies, gedragen door veteranen.



First United Nations Emergency Force (UNEF-I), 1956


In juli 1956 nationaliseerde de Egyptische president Nasser het Suezkanaal waardoor Frankrijk en Groot Brittannië direct reageerde met militaire interventie. Vrijwel gelijktijdig voerde Israël een aanval op Egypte uit. De UN, de Verenigde Staten en de Sovjet Unie veroordeelde deze acties in felle bewoordingen en de Algemene Vergadering besloot op 4 november 1956 tot oprichting van een vredesmacht onder resolutie 998. Deze vredesmacht moest als buffer dienen om de partijen gescheiden te houden en tot een politieke oplossing te komen.


Aan de UNEF-missie werd ook een Nederlandse officier toegewezen die op 12 november 1956 op het hoofdkwartier in Cairo arriveerde en aangesteld werd als hoofd van de inlichtingensectie. Als zodanig nam hij regelmatig deel aan de onderhandelingen met de opperbevelhebber van de Israëlische Strijdkrachten generaal Mosje Dajan over de terugtrekking van diens troepen uit de Sinaï.

Egypte stelde echter deelname van het als pro-Israël bekendstaande Nederland aan UNEF niet op prijs, waardoor de Nederlandse officier zijn functie al snel moest opgeven en op 28 december 1956 de missie verliet. 



United Nations Truce Supervision Organisation (UNTSO), 1956-


De Volkerenbond gaf Palestina in 1920 als mandaatgebied in beheer aan Groot-Brittannië en tussen de Joodse immigranten, die een eigen staat wilden vestigen, en de autochtone Palestijnse bevolking ontstonden gaandeweg grote spanningen.

Door de verschrikkingen van de tweede Wereldoorlog nam de roep om een Joodse staat in kracht toe en Groot-Brittannië kondigde op 14 februari 1947 aan het mandaatgebied te zullen overdragen aan de VN. Op 29 november 1947 nam de Algemene Vergadering een plan aan om Palestina op te splitsen in twee staten.

De Palestijnen wezen dit af en kozen voor de aanval. De Veiligheidsraad maande beide partijen in april 1948 tot een staakt-het-vuren en stelde een bestandscommissie in die dit moest bewerkstelligen. Op 14 mei 1948, een dag voordat het Britse mandaat zou aflopen, riep de Joodse Nationale Raad de Staat Israël uit. De buurlanden, verenigd in de Arabische Liga (Egypte, Libanon, Jordanië en Syrië) , stortte zich onmiddellijk op de nieuweling. Onder druk van de Veiligheidsraad werd op 11 juni 1948 een bestand gesloten.


Militaire waarnemers, georganiseerd in de United Nations Supervision Organisation (UNTSO), zagen toe op de naleving daarvan en ondertussen werd naarstig gezocht naar een definitieve regeling voor het Israëlisch/Arabisch conflict.

Het begin van de Nederlandse deelname aan UNTSO dateert van 1956. De eerste twee waarnemers vertrokken op 7 juli 1956 en vermeldingswaardig is het feit dat een van de twee waarnemers kapitein J.A. Bor was, de eerste commandant 101 MIDcie.



United Nations Protection Force (UNPROFOR), 1992-1995


Gedurende de UNPROFOR missie werd onder leiding van de Amerikanen en Britten een Joint Comission Observers (JCO) eenheid opgericht die bestond uit kleine groepjes SOF. JCO onderhield contacten met lokale autoriteiten en opereerden vanuit huizen in steden. Nederland leverde KCT personeel voor deze eenheid.

 

Tijdens de Balkmoorlog, hadden leden van 3Mlgroep met hun analytisch vermogen een grote rol bij het in kaart brengen van het conflict. De brij van informatie werd verwerkt en onder meer gepubliceerd in het blad Info-scoop. De secties S2 van de verschillende eenheden konden hier hun  informatie uit halen. In een niet alledaagse klus heeft 101 MIpel in het najaar van 1995 deelgenomen het Srebrenica debriefingsrapport.



Implementation Force (IFOR), 1995-1996


Na de UNPROFOR missie, begon eind 1995 de IFOR missie waarbij 101 MIpel zich ten doel had gesteld de uit te zenden eenheden optimaal met inlichtingen te ondersteunen. Dit hield in dat er vele up-dates werden gegeven aan eenheden. Tijdens de oefening in Vogelsang kwamen de eenheden een dag naar het kampement om kennis te nemen van de lezingen en briefings 'Gijzeling' en 'Geschiedenis van het conflict' die door 101 MIpel personeel werden gegeven.

 

In de IFOR missie waren inlichtingen organisaties aanwezig, namelijk de Allied Counter Intelligence Unit (ACIU) die voornamelijk uit Amerikaans personeel bestond en Joint Field Intelligence Unit (JFIU) die voornamelijk uit Brits personeel bestond. Beide organisaties waren verantwoordelijk voor het verzamelen van inlichtingen. Nederland heeft hier geen bijdrage aan geleverd.



United Nations Transitional Administration for Easters Slavonia, Baranja and Western Sirimium (UNTAES), 1996-1997


Oost-Slavonië maakt deel uit van de regio Slavonië in Kroatie en was het enige gebied dat de Kroatische-Serviërs in de herfst van 1995 nog in handen hadden. De presidenten van Servië en Kroatië sloten onder internationale druk op 12 november 1995 een akkoord. en Oost-Slavonië zou onder toezicht van een door de UN ingesteld overgangsbestuur op vreedzame wijze in Kroatië worden geïntegreerd.


Op 15 januari 1996 werd door de Veiligheidsraad resolutie 1037 aangenomen waarin de United Nations Transitional Administration for Eastern Slavonia, Baranja and Western Sirimium (UNTAES) werd ingesteld. UNTAES  had ondermeer tot taak het gebied te demilitariseren, de terugkeer van vluchtelingen en ontheemden te observeren en door de aanwezigheid van UNTAES bij te dragen aan de handhaving van vrede en veiligheid in het gebied. Vanaf eind 1997 werd UNTAES geleidelijk afgebouwd.


Op 12 april 1996 werden zes Nederlandse staffunctionarissen aangewezen voor de UNTAES missie. Vier van deze staffunctionarissen kregen een functie in de inlichtingensectie van het UNTAES-Hoofdkwartier.



Stabilization Force (SFOR), 1996-2004


Tijdens de SFOR missie werden ACIU en JFIU samengevoegd in de Allied Military Intelligence Bataljon (AMIB). AMIB werd direct aangestuurd door C-SFOR.

Vanaf 1998 droeg Nederland bij aan AMIB en in eerste instantie alleen met CI personeel van de MID. 101MIpel (1MIgp) werd ook aangewezen en bleken het erg goed te doen omdat zij zowel Engels alsook Russisch machtig waren. Hierdoor was een overstap naar Servo-Kroatisch erg makkelijk.


Vanaf 1998 leverde het KCT personeel tbv de Joint Commission Observer (JCO). De JCO bestond uit kleine groepjes SOF die opereerden vanuit huizen en die contacten onderhield met de lokale bevolking en autoriteiten, het zogenaamde Key Leader Engagement (KLE) en Force Collection Activity (FCA). Zij fungeerden als de ogen en oren op de grond, waarbij relevante inlichtingen over de verscheidene groeperingen werd doorgeven. De JCO uitzendingen eindigden in 2001.

 

In 2000 werd door de Britten de Divisional Support Group (DSG) opgericht en de hoofdkwartier kwam in Banja Luka. Personeel voor DSG werd geleverd door 4 landen, nl.: Verenigde Koninkrijk, Canada, Tsjechië en Nederland. Eind 2000 verlieten de Tsjechen de DSG.

DSG bestond uit een Field Support Platoon (FSP) en een Enhanced Divisional Recce Company (EDRC). FSP bestond uit 3 Field Support Teams (FST), een Engelse in Banja Luka, een Canadese in Coralici en een Nederlandse in Bugonjo (3 (NL) FST). EDRC werd gevormd uit de UK Ghurka’s en deden verkenning opdrachten door hele divisie AOR.

 

In 2002 werd de divisie kleiner en reorganiseerde de DSG naar de Brigade Support Group (BSG). Nadat de Verenigde Koninkrijk zich terugtrekt uit Bosnië, bestond  BSG alleen nog uit Canadezen en Nederlanders. In 2004 werd de BSG omgevormd naar Task Force Support Group (TFSG).

 


European Force (EUFOR) ALTHEA (2005, 2023-heden)


Operatie Althea, formeel de European Union Force Bosnia and Herzegovina (EUFOR), is een militaire operatie in Bosnië-Herzegovina om toezicht te houden op de militaire uitvoering van het Dayton-akkoord. Het is de opvolger van de NAVO operatie SFOR en verving SFOR op 2 december 2004.


De Nederlandse bijdrage aan EUFOR eindigde in 2005, waarmee alle militaire (inlichtingen) middelen terug werden gehaald naar Nederland. In 2023 werd besloten om weer een bijdrage te leveren aan de EUFOR ALTHEA missie. Er werd zowel stafcapaciteit, een infanterie compagnie en inlichtingen personeel beschikbaar gesteld.



Kosovo Force (KFOR), 1999-2000


Tijdens de KFOR missie had het Geniehulpbataljon een eigen S2 waar personeel van 101 MIpel aan werd toegevoegd. De belangrijkste taken van de S2 waren het verzamelen, verwerken en verstrekken van informatie en inlichtingen. Vanuit de sectie S2 was de bijdrage onder andere het onderkennen van mogelijke dreigingen, inschatten van gebruiken en gewoontes van de bevolking en van de invloed van het weer en terrein op de operatie.

 

Het verzamelen van informatie was noodzakelijk om aan de benodigde inlichtingen te komen. Er werd veel informatie aangeleverd door de compagnieën tijdens de werkzaamheden buiten de basis. Verder ontving de sectie S2 informatie van het naaste hogere niveau, de sectie G2 van de Duitse Brigade (MNB-S). Ook werd informatie aangedragen door de task forces. Deze informatie werd uiteindelijk door de sectie S2 tot bruikbare inlichtingen verwerkt.

Wanneer het Geniehulpbataljon niet in staat bleek de juiste verkenningscapaciteit te leveren, diende de sectie S2 zelf op pad te gaan om de benodigde informatie over de diverse oorden in het operatiegebied van het bataljon te vergaren.

 


Task Force Fox (TFF), 2002


Nadat in augustus 2001 de politieke leiders in Former Yugoslav Republic of Macedonia (FYROM) onder toezicht van de Internationale Gemeenschap een politiek akkoord hadden bereikt, startte de NAVO-operatie 'Essential Harvest.' Deze operatie had tot doel het  vredesproces te ondersteunen.

 

'Amber Fox', de operatie waarvan 'Task Force Fox' (TFF) deel uitmaakte, was het vervolg op 'Essential Harvest.'  In het kader van operatie 'Amber Fox' nam Nederland op 26 juni 2002 de leiding over

de NAVO-geleide troepenmacht van Duitsland over. Nederland zond hiertoe Field Liaison Teams (FLT) van de Koninklijke Landmacht. TFF de waarnemers via zogeheten Field Liaison Teams. De FLT’s voorzag TFF van inlichtingen en  had nauw contact met de hoofdkwartieren van de waarnemersmissies en met de  Macedonische autoriteiten. De FLT’s droegen door hun aanwezigheid ook bij aan de zichtbaarheid van de internationale gemeenschap. De FLT’s werden ook buiten de voormalige crisisgebieden ingezet als Emergency Support Team (EST).

 

Vanuit 101 Mlpel werden twee inlichtingenfunctionarissen en personeel van het MIVD samengevoegd om de National Intelligence Cell (NIC) op te zetten.

 


Stabilization Force Irak (SFIR), 2003-2004


Eind 2002 werd het duidelijk dat er een operatie in Irak zou worden uitgevoerd. Bij 2 MIgroep van 101 MIpel werd een Battlefield Area Evaluation (BAE) opgemaakt waarbij werd gekeken naar het terrein en aanvalsmogelijkheden.

 

Allerlei militaire experts waren het over eens dat de VS luchtlandingen zouden gaan uitvoeren op Bagdad. Volgens de analisten van 2 MIgroep zou het helemaal niet op die manier gaan gebeuren. Zij waren ervan overtuigd dat er een grondaanval zou gaan plaatsvinden vanuit Koeweit, door de woestijn, richting Bagdad. Daar waren geen hindernissen, met uitzondering van één steile rand. Hierbij zou een korte stop in de woestijn gemaakt kunnen worden. Ook zouden de tussengelegen oorden omtrokken worden. De grote moerassen die in het gebied lagen vormden geen hindemissen omdat uit satellietbeelden was aangetoond dat deze moerassen grotendeels opgedroogd waren.

Na de Amerikaanse inval, volgden de Amerikanen keurig het terrein en daarbij liepen zij inderdaad tegen moeilijkheden aan waar de analisten van 2 MIgroep deze hadden verwacht. Het Amerikaanse aanval verliep nagenoeg gelijk zoals deze door 2 MIgroep was voorspeld.

 

Al snel bleek dat de Britten zich zouden gaan ontfermen over het zuidelijk deel van het land. Als Nederland ook troepen zou gaan sturen, dan zou dat onder Brits commando zijn, zouden we ergens in het zuiden terecht gaan komen. Aangezien de provincie Basrah de grootste was, werd daar het eerst op gefocust. Al snel hadden de analisten een beeld van hoe de provincie erbij lag: hoe de infrastructuur in elkaar zat, welke voorzieningen nog functioneerden en welke niet. Later bleek dat de provincie Basrah het toch niet zou worden, dat werd namelijk het operatiegebied van de Engelsen.

 

2 MIgroep moest zich nu gaan focussen op de provincies om Basrah heen. 101 MIpel werd gevraagd om een advies te geven waar de Nederlandse inzet het beste uitgevoerd kon worden. De keuze was tussen de provincies al-Muthanna en Maysan. De analisten van 2 MIgroep brachten als advies uit om in al-Muthanna te gaan zitten. De keuze viel op al-Muthanna en om een zo volledig mogelijk beeld van de provincie te krijgen, hadden de analisten van 2 MIgroep hecht samengewerkt met de analisten van 3 Mlgroep. Het uiteindelijke resultaat, de IPB van al-Muthanna, werd door de eenheden gebruikt die uiteindelijk daadwerkelijk de Irakese provincie in gingen.

 

Ondertussen ging eind november 2003 het Korps Commandotroepen (KCT) richting Irak voor een operatie die enkele weken moest duren. Tijdens deze inzet werden twee geo-analisten van 2 MIgroep toegevoegd aan het KCT.

 

Op 1 augustus 2003 nam het Nederlands SFIR detachement het commando over van Amerikaanse eenheden in de provincie al-Muthanna. Tegelijkertijd werd het Nederlandse bataljon onder het commando van de Britse Multi National Division South East (MND SE) gesteld. Tot de soevereiniteitsoverdracht heeft het detachement zich primair gericht op het ondersteunen van de Coalition Provisional Authority (CPA). door het verbeteren van de orde en stabiliteit. Dit werd bewerkstelligd door het uitvoeren van lichte infanterietaken als (intensieve) dag- en nachtpatrouilles zowel te voet als met een voertuig en een enkele keer per helikopter, het inrichten van controlepunten en het escorteren van konvooien. Het proces werd verder ondersteund door het uitvoeren van CIMIC-activiteiten.

 

Ter ondersteuning van het politiek militaire besluitvormingsproces van de inzet van de Nederlandse eenheden was een nationale inlichtingenstructuur opgezet. Deze bestond uit een National Intelligence Cell (NIC) bij het Britse hoofdkwartier in Basra (MND-SE), een Contra Inlichtingen en Veiligheidsteam (CIV-team) toegevoegd aan 1(NL) Det Irak en een ‘Inlichtingen’ liaison officier geplaatst bij het Hoofdkwartier van de coalitie (HQ CJTF-7) te Bagdad.

 

Zo voorzag het hoofdkwartier van de MND-SE het Nederlands detachement van alle relevante informatie en werd op basis van de prioriteitenstelling van de divisiecommandant Intelligence, Surveillance, Targeting Acquisition en Reconnaissance (ISTAR) middelen beschikbaar gesteld zoals Unmanned Aerial Vehicle (UAV) en Elektronische Oorlogsvoering (EOV) middelen.

 

Naast de inlichtingenvoorziening vanuit het hoofdkwartier van de MND-SE, werden inlichtingen verkregen door het uitvoeren van sociale patrouilles met als doel gesprekken aan te gaan met de bevolking, door het Field Liaison Team (FLT), het vergaren van verbindingsinlichtingen, het inzetten van het verkenningspeloton en het uitvoeren van verkenningsvluchten door het helikopterdetachement.

 

De FLT’s hielden zich bezig met het vergaren van informatie middels een opgebouwd netwerk binnen de Iraakse gemeenschap, zogenaamde Force Collection Activities. Bij de eerste en tweede SFIR lichtingen waren de FLT’s opgebouwd uit personeel van de BBE Mariniers. De derde, vierde en vijfde FLT’s waren opgebouwd uit personeel van het KCT. Halverwege de derde SFIR lichting, werd een deel van de FLT-taken overgedragen aan het verkenningspeloton 42 BLJ.

 

Na het overlijden van Jeroen Severs tijdens de vierde SFIR lichting, werd een HUMINT eenheid van 103 ISTAR BAT ingevlogen.



International Security Assistance Force (ISAF), Task Force Uruzgan (TFU), Police Training Group (PTG) en Resolute Support (RS)


Na de aanslagen van 11 september 2001 werd Nederland ook militair actief in 'The War Against Terror' en leverde vanaf januari 2002 troepen aan de International Security and Assistance Force (ISAF) in Afghanistan. Vanaf 1 januari 2015 veranderde de NAVO-missie van ISAF naar Resolute Support (RS). De Nederlandse bijdrage in Afghanistan heeft tot 11 september 2021 geduurde en in al die jaren zijn Nederlandse inlichtingenfunctionarissen en inlichtingen eenheden betrokken geweest bij de Nederlandse inzet. Naast de inlichtingen ondersteuning bij de grote verbanden zoals de Task Force Uruzgan (TFU) en Police Training Group (PTG), heeft Nederland ook vele inlichtingen functionarissen uitgezonden naar verschillende staven en inlichtingen organen. Dit gebeurde zowel bij de ISAF missie alsook bij de RS missie.

 

Hieronder is zo goed mogelijk een overzicht van de verschillende organisaties in kaart gebracht waar Nederlandse inlichtingen een bijdrage aan heeft geleverd. Aangezien alle onderzoek wordt gedaan met gebruik van openbare bronnen, is het niet mogelijk om de gehele Nederlandse militaire inlichtingen inzet in Afghanistan in kaart te brengen. Mocht u aanvulling hebben, of correcties willen doorgeven, dan wordt dit zeer gewaardeerd. U kunt hiervoor de contactformulier voor gebruiken.

 

Eind januari 2002 stuurt Nederland een versterkte infanterie compagnie van ongeveer 200 militairen naar Kabul om de International Security Assistance Force (ISAF) te ondersteunen en werd een KCT-detachement ingedeeld voor het uitvoeren van speciale verkenningen, de Special Reconnaissance Unit. Dit detachement bestond uit 108 Commando Troepen compagnie van het KCT, uitgebreid met enkele stafofficieren, waaronder een Militair Geografisch (MilGeo) analist van 101 MIpel.

Vanaf 2 april 2002 werd het KCT-detachement onder rechtstreeks bevel van Kabul Multinational Brigade (KMNB) geplaatst en kregen ook verkenningsopdrachten in het gebied tussen Kabul en Bagram. Op 10 februari 2003 werd het KCT-detachement opgehangen aan het Duits-Nederlandse ISAF-hoofdkwartier en eind augustus 2003 werd de missie beëindigd voor het KCT-detachement. Inlichtingen vergaren bleef de belangrijkste bron van waaruit de tegenstanders van de nieuwe Afghaanse regering bestreden konden worden. Hierbij waren de Duitsers de leidende eenheid en werd er vanuit het Duitse HQ geopereerd. Vanaf 10 februari 2003 werd een Multinational Intelligence Centre (MIC-ISAF) opgezet met daarin inlichtingen functionarissen uit Duitsland, Nederland, Hongarije (later afgelost door België) en Denemarken.

 

Het inwinnen van informatie over de bewoners van het gebied en hun eventuele sympathieën was een vereiste om de omstandigheden van het toekomstige inzetgebied te leren kennen. Zo werd een beeld geschetst van de omstandigheden waarin de Nederlandse Commando’s terecht zouden komen.  

Hiervoor werden vanaf april 2004 inlichtingenfunctionarissen meegestuurd bij de al in het gebied opererende Amerikaanse en Britse Special Forces en de thuisbasis was het Camp Mazar-e Sharif. Hiervoor werd een Netherlands National Intelligence Cell (NL NIC) uitgebracht.

 

Vanaf medio 2004 ging Nederland een samenwerkingsverband aan met Denemarken en Noorwegen op inlichtingengebied. Hierdoor kon er een groter gebied bestreken worden omdat door de onderlinge samenwerking de inzet vele malen efficiënter werd. Hiervoor werd een Combined Joint National Intelligence Cell Task Force (CJ NIC TF) uitgebracht en deze samenwerking duurde tot eind maart 2005.

 

De inlichtingenfunctionarissen deden hun werk onopvallend in het veld en om de inzet te ondersteunen werd in augustus 2006 een National Intelligence Support Team (NL NIST) opgezet in de TFU organisatie. De NIST zorgde ervoor dat de inlichtingenfunctionarissen in het veld onafhankelijk hun werk konden doen en in 2006 werd de NL NIST uitgebouwd naar een Netherlands National Intelligence Cell (NL NIC) die de Nederlandse inzet in Uruzgan bleef ondersteunen. Deze ondersteuning duurde tot augustus 2010.


 

Vanaf juni 2006 tot augustus 2010 maakten militairen van het 103 Intelligence, Surveillance, Target Acquisition & Reconnaissance (ISTAR) bataljon deel uit van de Nederlands-Australische TFU (ISAF). Zij vormden zogenaamde inlichtingen-modules waarin diverse inlichtingen specialisaties waren samengebracht. Alle eenheden binnen 103 ISTAR Bataljon hebben bijgedragen aan de diverse modules.

De ISTAR-modules onderscheidden zich door hun veelal zelfstandig optreden. Hierbij maakten zij veelal gebruik van lichtere (pantser)voertuigen om informatie te verzamelen, vaak buiten het bereik van ondersteunende TFU-eenheden. Goede inlichtingen moesten door verkenningen diep in vijandig gebied verkregen worden en daar waren de beide verkenningseskadrons uitermate geschikt voor. Vaak gingen andere inlichtingen specialisten mee met de verkenners met als gevolg dat ISTAR personeel regelmatig betrokken raakten bij gevechtshandelingen.

Een ander onderdeel was het Field Support Team (FST) die inlichtingen verzamelden op het menselijke vlak, bij de plaatselijke bevolking en daarbuiten.

 

Alle Inlichtingen kwamen samen op het Kandahar Intelligence Fusion Center (KIFC-ISAF), die op Kandahar International Airport (KIA) geplaatst was. Hier werden de inlichtingen op hun waarde geschat en navenant naar dié onderdelen doorgespeeld die daar het meeste profijt van hadden. Dit Center stond onder de dagelijkse leiding van de Britten. Australië, Canada, Groot Brittannië, VS en Nederland waren de deelnemende landen.



Nadat de Nederlandse bijdrage in Uruzgan ten einde kwam in 2010, werd een nieuwe Nederlandse missie opgestart in het noordelijk gelegen Kunduz. Dit was de Police Training Group (PTG) die ook onder de ISAF missie viel. De eerste PTG rotatie startte in 2011 en de missie eindigde in juli 2013. Tijdens deze inzet zijn 5 rotaties uitgezonden geweest, PTG-1 t/m PTG-5. Er was ook een inlichtingen capaciteit binnen deze organisatie die samenwerkte met de Duitsers.

 


De NAVO-missie Resolute Support (RS) in Afghanistan begon op 1 januari 2015 als opvolger van de NAVO-missie ISAF. Doel van de operatie was het verder opbouwen van het Afghaanse leger en de Afghaanse politie, zodat die zelf op langere termijn de veiligheid kunnen handhaven in het land. Gelijk vanaf het begin deden Nederlandse militairen mee aan RS. De missie had als doel het veiligheidsapparaat, leger en politie in Afghanistan verder op te bouwen. Nu ook weer werden verschillende Nederlandse inlichtingenfunctionarissen ingezet om de missie te ondersteunen.


De Nederlandse militaire inzet in Afghanistan stopte na bijna 20 jaar door het besluit van de NAVO om de missie Resolute Support op 11 september 2021 te stoppen.

 


Antipiraterijmissies Operation Ocean Shield (NATO) en EUNAVFOR ATALANTA (EU), Golf van Aden en Hoorn van Afrika


Nederland nam vanaf 2008 met marineschepen deel aan de strijd tegen piraten in de wateren rond Somalië. In 2017 was het laatste keer waarin een Nederlandse marineschip deelnam aan een antipiraterijmissie in de Golf van Aden en Hoorn van Afrika.


Operation Ocean Shield trad in werking op 17 augustus 2009 en was een missie van de NAVO met als doel piraterij bij de Hoorn van Afrika te bestrijden. Nederland nam vanaf april 2010 deel aan OOS en de missie kwam in november 2016 ten einde.

Vanaf 2009 nam Nederland deel aan de Europese antipiraterijmissie EUNAVFOR ATALANTA en leverde hiervoor jaarlijks een of meerdere marineschepen. Vanaf 2018 stopte Nederland met het leveren van Marine schepen maar leverde Nederland alleen nog stafofficieren en een politiek adviseur.


De Marine schepen tbv de antipiraterijmissies werden aangevuld met medische specialisten en in sommige gevallen inlichtingen personeel afkomstig van JISTARC. In 2012 en 2013 werd de Nederlandse bijdrage uitgebreid met een helikopterdetachement afkomstig van het Defensie Helikopter Commando en een maritieme ISR module van JISTARC.



Zn. Ms. Evertsen (augustus 2009-december 2009)

Hr. Ms. Evertsen vertrok in augustus 2009 uit Den Helder om in de wateren rond Somalië ingezet te worden voor de antipiraterijmissie EUNAVFOR ATALANTA van de EU. Hr. Ms. Evertsen werd ingezet als het vlaggenschip van EUNAVFOR ATALANTA.

Op 2 december 2009 hield Hr. Ms. Evertsen een dhow aan die verdacht werd van een aanval op het motorschip MV BBC Togo. Naast dertien vermoedelijke piraten bleken er twee gegijzelde Tanzaniaanse vissers aan boord te zijn. De vermoedelijke piraten werden vastgenomen en aan boord van Hr.Ms. Evertsen gebracht. Na vergeefse pogingen vanuit de EU om de vermoedelijke piraten in de regio over te dragen, moesten zij op 18 december worden vrijgelaten


Zr. Ms. Tromp (februari 2010-mei 2010)

De Hr. Ms. Tromp vertrok op 1 februari 2010 uit Den Helder om in de wateren rond Somalië ingezet te worden voor de antipiraterij missie EUNAVFOR ATALANTA van de EU

In het kader van de operatie Sweeping Broom, werden in maart en april in totaal 83 vermoedelijke piraten aangehouden. Geheel volgens EU-richtlijnen zijn de vermoedelijke piraten na enkele dagen vrijgelaten, maar werden de inbeslaggenomen wapens vernietigd. Meerdere bootjes die de piraten gebruikten werden met het boordkanon vernietigd.

Op 5 april 2010 bevrijdde Hr. Ms. Tromp het Duitse koopvaardijschip de MS Taipan. Op 30 april werden beelden van de bevrijding vrijgegeven en geplaatst op YouTube. Er werden tien Somalische piraten aangehouden, die uiteindelijk werden uitgeleverd aan Duitsland.


Zr. Ms. Johan de Witt (april 2010-juni 2010)

De Hr. Ms. Johan de Witt vertrok in april 2010 uit Den Helder om in de wateren rond Somalië ingezet te worden voor de antipiraterij missie EUNAVFOR ATALANTA van de EU


Zr. Ms. De Zeven Provinciën (juni 2010-september 2010)

De Hr. Ms. De Zeven Provinciën vertrok in juni 2010 uit Den Helder om in de wateren rond Somalië ingezet te worden voor de antipiraterij missie EUNAVFOR ATALANTA van de EU


Zr. Ms. Amsterdam (september 2010-november 2010)

De Hr. Ms. Amsterdam vertrok in september 2010 uit Den Helder om in de wateren rond Somalië ingezet te worden voor de antipiraterij missie EUNAVFOR ATALANTA van de EU


Zr. Ms. Tromp (februari 2011-juli 2011)

De Hr. Ms. Tromp vertrok op 7 februari 2011 uit Den Helder om in de wateren rond Somalië ingezet te worden voor de antipiraterij missie Operation Ocean Shield van de NAVO. Op 22 februari 2011 maakte Hr. Ms. Tromp dat onderweg was naar de antipiraterijmissie voor de kust van Somalië, rechtsomkeert richting Libië om te steunen bij de evacuatie van Nederlanders in het land.

Op 28 februari vertrok vanaf Hr. Ms. Tromp een Lynx-helikopter (registratienummer 277) naar Sirte met drie bemanningsleden om een Nederlandse man en Zweedse vrouw te evacueren. Toen de helikopter op het strand bij Sirte landde, werden zij overmeesterd en gevangengenomen door Libische soldaten. De helikopter werd daarop uitgebreid gefilmd en getoond op de Libische staats-tv.

De Nederlander en de Zweedse vrouw werden diezelfde dag nog vrijgelaten, echter de 3 Nederlandse bemanningsleden van de Lynx helikopter werden vastgehouden. In de nacht van 10 op 11 maart werden zij uiteindelijk vrijgelaten.

Op 2 april ontdekte de Hr. Ms. Tromp een verdacht Iraanse dhow en benaderde deze met twee Rigid Hull Inflatable Boats (RHIB). Tijdens deze benadering werden de Nederlandse bemanning vanaf de dhow beschoten. De Nederlanders vuurden terug en verijdelden vervolgens een poging van tien piraten om op een kleiner bootje te ontkomen. Tijdens deze vuurgevecht kwamen 2 Somalische piraten om het leven en raakte aan Nederlandse zijde niemand gewond. Zestien andere piraten, onder wie enkele gewonden, werden aangehouden.


Zn. Ms. Van Amstel (maart 2012-juni 2012)

Het M-fregat Hr. Ms. Van Amstel, met een 190-koppige bemanning, vertrok op 16 maart 2012 uit Den Helder om in de wateren rond Somalië ingezet te worden voor de antipiraterijmissie EUNAVFOR ATALANTA van de EU. Het was voor het eerst dat een M-fregat deelnam aan deze operatie.

Naast het beschermen van de scheepvaart begeleidde de Hr. Ms. Van Amstel ook voedseltransporten van de VN naar Somalië. Mariniers van het fregat bevrijdden op 11 mei 2012, 17 gegijzelde bemanningsleden van een Iraanse dhow. 11 vermoedelijke Somalische piraten werden aangehouden en overgedragen aan de autoriteiten op de Seychellen.



Zr.Ms. Evertsen (juni 2012-augustus 2012)

De Hr.Ms. Evertsen vertrok op 10 mei 2012 uit Den Helder om in de wateren rond Somalië ingezet te worden voor de antipiraterij missie Operation Ocean Shield van de NAVO.

 

Zr.Ms. Rotterdam (juni 2012-oktober 2012)

Medio 2012 vaart Hr.Ms. Rotterdam richting de Golf van Aden om deel te nemen aan de NATO geleide anti-piraterij missie Operation Ocean Shield (OOS) van de NAVO. Hr.Ms. Rotterdam was robuust uitgerust voor deze missie. Aan boord bevindt zich een detachement van het 1e Bootcompagnie van het Korps Mariniers, bestaande uit 2 Landing Craft Utility Mk II (LCU), 2 Landing Craft Vehicle Personnel (LCVP) en 2 Fast Raiding Interceptor and Special Forces Craft (FRISC), een detachement van het Defensie Helikopter Commando bestaande uit 2 AS.532U2 Cougar-helikopters, 3 Rigid Hull Inflatable Boats (RHIB), Task Force Barracuda betaande uit personeel van MARSOF en KCT en een inlichtingeneenheid (ISR module).

Bijzonder is het inlichtingeneenheid aan boord welke geleverd werd door JISTARC, wat zich voornamelijk bezig hield met het verzamelen en analyseren van informatie. In de ISR module was o.a. een Scan Eagle detachement aanwezig.

Met het opbreken van 3 Pirate Action Groups (PAG) en de aanhouding van in totaal 19 vermoedelijke piraten, kon de ISR module terugkijken op een geslaagde missie.



Zr.Ms. De Ruyter (februari 2013-mei 2013)

De Hr.Ms. De Ruyter vertrok op 7 februari 2013 uit Den Helder om in de wateren rond Somalië ingezet te worden voor de antipiraterij missie EUNAVFOR ATALANTA van de EU. Op 30 april, tijdens de missie, was er een predicaatswisseling n.a.v. de Kroning van Koning Willem Alexander. Hr.Ms. De Ruyter ging verder als Zr.Ms. De Ruyter.

 

Zr.Ms. Van Speijk (mei 2013-augustus 2013)

De Zr.Ms. Van Speijk vertrok op 31 mei 2013 uit Den Helder om in de wateren rond Somalië ingezet te worden voor de antipiraterij missie Operation Ocean Shield van de NAVO.

 

Zr.Ms. Johan de Witt (augustus 2013-december 2013)

Augustus 2013 vaart Zr.Ms. Johan de Witte uit om deel te nemen als commandoschip aan de missie EUNAVFOR ATALANTA. Nu ook is een inlichtingeneenheid (ISR module) aan boord welke geleverd werd door JISTARC. In de ISR module was o.a. een Scan Eagle detachement aanwezig.



Zr.Ms. Evertsen (januari 2014-)

EUNAVFOR ATALANTA

 

Zr.Ms. Van Speijk (2014-)

EUNAVFOR ATALANTA

 

Zr.Ms. Johan de Witt (2015-)

EUNAVFOR ATALANTA

 

Zr.Ms. Groningen (augustus 2015-)

Het patrouilleschip Zr.Ms. Groningen vertrok op 9 augustus 2015 voor 4 maanden naar de wateren rond Somalië. Voor het eerst werd een Ocean-going Patrol Vessel (OPV) ingezet voor een anti-piraterij missie, in dit geval voor de EUNAVFOR ATALANTA.

Het standaard aantal bemanningsleden van het schip (50) is voor de inzet in Somalië uitgebreid tot 98 personen. Zr.Ms. Groningen werd aangevuld met een enhanced boarding element van het Korps Mariniers, een NH90 helikopter, een medisch/chirurgisch team en enkele specialisten zoals een tolk.

 

Zr.Ms. Evertsen (2015-)

Operation Ocean Shield van de NAVO

 

Zr.Ms. Tromp (20 juli 2016-)

EUNAVFOR ATALANTA

 

Zr.Ms. Rotterdam (augustus 2017-)

EUNAVFOR ATALANTA



United Nations Multidimensional Integrated Stabilization Mission in Mali (MINUSMA)


Nederland leverde van april 2014 tot 1 mei 2019 een belangrijke bijdrage aan de MINUSMA missie. De Nederlandse militairen voerden vooral verkenningen uit en verzamelden inlichtingen en in die periode werden meer dan 1.200 eendaagse en 120 meerdaagse patrouilles uitgevoerd. Die informatie gebruikte de commandant van de VN-missie om operaties voor te bereiden. De Nederlanders vormden daarmee de ‘oren en ogen’ binnen de VN-missie.


Ook troffen Nederlandse inlichtingen personeel voorbereidingen voor de komst van de All-Sources Information Fusion Unit (ASIFU). AISFU was een Nederlands inlichtingeninitiatief en werd na verloop van tijd bijgestaan door Zweden, Denemarken, Duitsland, Estland en Finland.


Bijzonder was de Nederlandse ISR-coy die vanuit Gao zelfstandig opereerden. De ISR-coy werd geleverd door JISTARC en was actief vanaf 2014 tot 2017.



In december 2016 werd de ISR-taken in Gao overgedragen aan de Duitsers. Hiermee werd de Nederlandse JISTARC module uit de missie teruggetrokken en nam het 11 Luchtmobiele Brigade de verkenningstaak over. Zij vormden de Long Range Reconnaissance Patrol Task Group (LRRPTG) Desert Falcon waarin ook JISTARC personeel aanwezig waren.


Vanuit Gao voerde de LRRPTG lange-afstandsverkenningen uit. De militairen waren dan een aantal dagen op pad om informatie te verzamelen in veraf gelegen gebieden. Op 1 mei 2019 liep deze missie af.



Nadat de Nederlandse ISR-coy werd overgedragen aan een Duitse eenheid in 2016, bleven enkele Nederlandse inlichtingenfunctionarissen actief in de Duitse ISR.



Internationale inlichtingen eenheden/organisaties, geschonken aan Nederlandse militairen tijdens oefeningen of cursussen/opleidingen